Les 3: Lezen/Luisteren/Gram

Welkom bij Nederlands
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Lesplanning
Grammatica 5.2: Leestekens
Examensprint: Lezen/Luisteren

Slide 2 - Slide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
mavo
B
MAVO

Slide 3 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 4 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari

Slide 5 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 6 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 7 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 8 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Stationsstraat
B
stationsstraat

Slide 9 - Quiz

Wat heeft geen hoofdletter?
A
Engels
B
Rotterdamse
C
Noorden
D
Peugeot

Slide 10 - Quiz

Waar staan de hoofdletters goed?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.

Slide 11 - Quiz

Waar staan de hoofdletters goed?
A
meneer van Leeuwen
B
stef van Leeuwen
C
meneer Van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 12 - Quiz

Waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen
B
Ik ken Stef van Leeuwen
C
ik ken stef van Leeuwen
D
ik ken Stef Van leeuwen

Slide 13 - Quiz

Lesdoel
Ik kan leestekens correct gebruiken.

Slide 14 - Slide

Waarom leestekens?
Hij houdt van zijn hond koken en wielrennen.

Hij houdt van zijn hond, koken en wielrennen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Maak van Grammatica 5.2 opdracht 1 t/m 5
Kies daarna opdrachten bij Examensprint om te oefenen voor het examen Lezen/Luisteren (stuur een screenshot via Teams als je een opdracht hebt afgerond)

Slide 23 - Slide

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
alleen hoofdletters
B
hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
C
komma's, dubbele punt, aanhalingstekens
D
A,B en C zijn juist

Slide 24 - Quiz

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
B
De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
C
De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
D
De bosmaaier start niet: de accu is leeg.

Slide 25 - Quiz

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 26 - Quiz