Quizvragen hoofdletters en leestekens
1 / 12
Lesson duration is: 10 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December
Slide 2 - Quiz
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau
Slide 3 - Quiz
Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.
Slide 4 - Quiz
Hoofdletters: Is het...
A
Meneer van Dalen?
B
Meneer Van Dalen?
Slide 5 - Quiz
Hoofdletter of niet?
A
Boeddhisme
B
boeddhisme
Slide 6 - Quiz
Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen
Slide 7 - Quiz
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Sinds ik gevallen ben volg ik thuisonderwijs.
B
Sinds ik gevallen ben, volg ik thuisonderwijs.
C
Sinds ik gevallen ben. Volg ik thuisonderwijs
Slide 8 - Quiz
In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.
Slide 9 - Quiz
Waar zijn de leestekens goed gebruikt?
A
De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
B
De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
C
De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
D
De bosmaaier start niet: de accu is leeg.
Slide 10 - Quiz
Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Heb je liever een chocolade- of een aardbeientaart?
B
Heb je liever een chocolade of een aardbeientaart?
C
Heb je liever een chocolade- of een aardbeien-taart?
D
Heb je liever een chocolade- of-een-aardbeien-taart?
Slide 11 - Quiz
In welke zin staan de leestekens correct?
A
De man riep: Rot op.
B
De man riep: "Rot op!"
C
De man riep "Rot op."
D
De man riep: "Rot op."
