Antwoorden opdr. 2 (p. 121)
1 Zodra (os.vgw) Elise thuiskomt, smijt ze haar tas weg en (ns.vgw) trekt ze haar sloffen aan.
2 Wist je dat (os.vgw) er vroeger geen asfaltwegen waren, maar (ns.vgw) straten van klinkers?
3 Toen (os.vgw) de stroom uitviel, staken we kaarsen aan, omdat (os. vgw)het aardedonker was.
4 Aangezien (os.vgw) beiden goed uitleggen, maakt het niet uit of (ns.vgw) Els of (ns.vgw) Daan mij helpt.
5 Hoewel (os.vgw) de weg glad is, veroorzaak ik geen ongelukken, want (ns.vgw) ik rijd voorzichtig.
6 Mark wil thuis zijn voordat (os.vgw) het donker wordt, dus (ns.vgw) hij fietst flink door.