27 mei: les 35

Welkom havo 1A!

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Welkom havo 1A!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Op tafel:
- laptop (dicht)
- map
- pen

Welkom havo 1A
timer
3:30
Ga zitten volgens de plattegrond. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag maandag 27 mei:
  • Huiswerk nakijken
  • Mededeling
  • Uitleg les 35
  • Oefenen met les 35

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk les 35, opdracht 1
Zet een krul of verbeter je antwoord.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Mededeling
Morgen schrijf je deel 1 van de boekopdracht in de klas. 
Wat je erbij mag gebruiken: KERN en leesboek. 
Neem ook pennen mee. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen les 35
Ik ken 4 soorten voornaamwoorden en kan ze herkennen in een tekst.  

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

voornaamwoorden
ezelsbruggetje
Vervangt of verwijst naar iets of iemand
(mensen = iemand) 
(dieren, planten, dingen, zaken)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions


Soorten voornaamwoorden


  • Persoonlijk voornaamwoord: ‘Ben ik nou zo slim, of zijn jullie zo dom?’

  • Bezittelijk voornaamwoord: ‘Onze hond kan allerlei kunstjes.’

  • Aanwijzend voornaamwoord: ‘Ik wil die fiets met dat mandje.’

  • Betrekkelijk voornaamwoord: ‘Freya, die in groep 5 zit, leest al Harry Potter-boeken.’

  • Je kunt dus niet zien aan het woord wat voor voornaamwoord het is. Je hebt de context uit de zin nodig. 


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verschillende soorten voornaamwoorden





  • Vragend voornaamwoord:Welke boeken zullen we meenemen?’

  • Onbepaald voornaamwoord:Iedereen kreeg een cadeautje.’

  • Wederkerig voornaamwoord: ‘We hebben elkaar net gemist.’

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.) duidt een persoon, dier of ding aan. 

VB. Zij verloren de wedstrijd. Pas op, hij bijt! Ik heb het op tafel gelegd.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.) geeft aan van wie iets is, een bezit. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

VB: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend

Maar: de tuin is van jullie > in dit geval is 'jullie' een pers. vnw.

 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Open je laptop en log in op LessonUp.

>>> Oefenen!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan (letterlijk!): 
deze, die, dit, dat, zo'n, zulke, dergelijke, dezelfde. (8)

Deze dag gaat heel leuk worden.
Die leerling heeft goed gescoord!

Staat meestal voor een znw, maar je kan het znw er ook achter denken: 
Deze hond luistert beter dan die (hond).

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Aanwijzend voornaamwoord
Deze en die      verwijzen naar de-woord of meervoud
Deze mensen zijn gelukkig - Deze  jongen is gelukkig.

Dit en dat          verwijzen naar het-woord, of iets onbepaalds
Het meisje dat daar staat is erg sterk.
Deze en dit      gebruik je bij dingen die dichtbij zijn.
Die en dat         gebruik je bij dingen die veraf zijn.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 18 - Open question

This item has no instructions


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk. 

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord kan verwijzen naar een woord, woordgroep of zin uit de zin die ervoor. Waar het naar verwijst, noemen we = antecedent

De stoel die vooraan staat, is geel.  (De stoel antecedent = een woord)

Ik krijg vandaag een cadeautje, dat ik erg fijn vind. 
(Ik krijg vandaag een cadeautje = antecedent = een woordgroep/zin   )  
Wat vind ik fijn? Dat ik vandaag een cadeautje krijg.


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Betrekkelijk voornaamwoord

Soms staat het antecedent niet in de zin, maar zit het ingesloten in het woord zelf: 

Wat je zegt, ben je zelf.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Benoem het betrekkelijk voornaamwoord.
De hanglamp die ik vanmiddag weggooide, is best mooi. 

Slide 22 - Open question

This item has no instructions


Benoem het betrekkelijk voornaamwoord.
De kristallen kandelaar welke op tafel staat. 

Slide 23 - Open question

This item has no instructions


Benoem het betrekkelijk voornaamwoord.
Het aanbod dat ik vandaag kreeg, sloeg ik af. 

Slide 24 - Open question

t/m hier gekomen.
Meer oefenen:
Kies voor het aanwijzend of het betrekkelijk voornaamwoord.

Let op! Soms staan er meerdere voornaamwoorden in dezelfde zin.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste spelling?

A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.
'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wie haalt jullie op?

jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.  

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hier het betrekkelijk OF aanwijzend voornaamwoord?

Wie de schoen past, trekke hem aan.
timer
0:35

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Wat is hier het betrekkelijk EN aanwijzend voornaamwoord?

Dat was precies wat Assepoester goed begrepen had.
timer
0:35

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Wat is hier het betrekkelijk OF aanwijzend voornaamwoord?

Het glazen muiltje paste precies, hetgeen opmerkelijk is.
timer
0:35

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Wat is hier het betrekkelijk OF aanwijzend voornaamwoord?

Dat woord 'glazen' berust wellicht op een vertaalfout.
timer
0:35

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Wat is hier het betrekkelijk OF aanwijzend voornaamwoord?

De fout die gemaakt zou zijn, was de verwisseling van 'pantoufle de vair' (bont) in 'pantoufle de verre' (glas).
timer
0:35

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Wat ZIJN hier het betrekkelijk EN aanwijzend voornaamwoord?
Maar degene die dit beweert, heeft dit Franse sprookje kennelijk nooit goed gelezen.
timer
0:35

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Begrippen uit deze les 35
Voornaamwoorden: 
  • Persoonlijk
  • Bezittelijk
  • Aanwijzend
  • Betrekkelijk

Slide 38 - Slide

This item has no instructions


Schrijf 1 ding op dat je deze les hebt geleerd.

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Huiswerk: 
Les 35, opdracht 6.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions