Spelling aan elkaar of los

Spelling
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

Doel:
Ik weet welke woorden ik aan elkaar of los moet schrijven.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Aan elkaar of los?
katoenen truitje
A
aan elkaar
B
los

Slide 8 - Quiz

los of aan elkaar?
er+achter+aan+rennen
A
los
B
aan elkaar

Slide 9 - Quiz

Aan elkaar of los?
er onder door
A
aan elkaar
B
los

Slide 10 - Quiz

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 11 - Quiz

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'
A
daarheen
B
daar heen

Slide 12 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 13 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 14 - Quiz

Los of aan elkaar?
riool+water+zuivering

Slide 15 - Open question

Schrijf ze los of aan elkaar.
brand weer ladder

Slide 16 - Open question

Los of aan elkaar?
vier+honderd+acht+tien

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video