3M 1e en 4e naamval voorzetsels

1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Der - die - das
die Blume
der Stier
das Baby

Slide 2 - Slide

DE LIDWOORDEN
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das
die

Slide 3 - Slide

Regels voor der - die - das


zie boek op bladzijde 79!

Slide 4 - Slide

De regels
der
die
das
- Mannelijke personen/dieren
- Vrouwelijke personen/dieren

- Veel woorden op -e

- -heit, -keit, -schaft, -ung
Onzijdig

Veel het-woorden

- woorden die eindigen op -lein & chen

Slide 5 - Slide

Sleep de juiste lidwoorden naar de juiste vorm.
mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 6 - Drag question

der-die-das?
... Mädchen
A
die
B
das
C
der

Slide 7 - Quiz

(der, die, das) Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quiz

Der, die oder das?
Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quiz

der, die oder das?

Katze
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

Der, die oder das?

Ei
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

Der, die oder das?

Herausforderung
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

1e/4e  naamval

Slide 13 - Slide

Hoe noem je de verandering van de persoonlijk voornaamwoorden?
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 14 - Quiz

Wat is dan de 1e naamval?
=> het gewone idewis-rijtje (ich, du, er, sie enz. enz.)

Slide 15 - Slide

<-- Als je deze voorzetsels ziet, verandert het pers vnw soms.

Slide 16 - Slide

Hoeveel voorzetsels hebben de
4e naamval?
A
5
B
6
C
4
D
7

Slide 17 - Quiz


Is dit een voorzetsel met de 4e naamval?

durch
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz


Is dit een voorzetsel met de 4e naamval?

für
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz


Is dit een voorzetsel met de 4e naamval?

vor
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

wat betekent 'für'?
A
voor
B
tegen
C
achter
D
zonder

Slide 21 - Quiz

Wat betekent 'um'?
A
om
B
na
C
voor
D
tot

Slide 22 - Quiz

Wat betekent 'ohne'?
A
met
B
zonder
C
voor
D
achter

Slide 23 - Quiz

Wat betekent 'gegen'?
A
door
B
om
C
tegen
D
voor

Slide 24 - Quiz

Wat betekent 'durch'?
A
door
B
tegen
C
voor
D
om

Slide 25 - Quiz


'voor jullie'
A
für ihr
B
für euch
C
für sie
D
für dich

Slide 26 - Quiz


'door ons'
A
durch sie
B
für sie
C
für uns
D
durch uns

Slide 27 - Quiz


'tegen hem'
A
gegen er
B
gegen dich
C
gegen ihn
D
gegen es

Slide 28 - Quiz


'om jou'
A
um dich
B
um du
C
um sie
D
um er

Slide 29 - Quiz


'zonder mij'
A
ohne mich
B
ohne dich
C
ohne sich
D
ohne es

Slide 30 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord 4e naamval van

U =
A
sie
B
Sie
C
euch
D
ihn

Slide 31 - Quiz

zonder u
A
ohne Sie
B
ohne ihn
C
ohne dich
D
ohne uns

Slide 32 - Quiz

Welch voorzetsel bepaalt niet een 4e naamval?
A
aus
B
ohne
C
um
D
gegen

Slide 33 - Quiz

Het voorzetsel 'ohne' hoort bij de 4e naamval.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 34 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'zonder jou' in het Duits?
A
für dich
B
um dich
C
ohne dich
D
ohne ihn

Slide 35 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'tegen mij' in het Duits?
A
für mich
B
gegen mich
C
ohne uns
D
durch euch

Slide 36 - Quiz

Voorzetsels 4e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
durch
B
gegen
C
unter
D
um

Slide 37 - Quiz

Voorzetsels 4e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
für
B
von
C
um
D
durch

Slide 38 - Quiz

voor jou
A
für uns
B
gegen dich
C
für mich
D
für dich

Slide 39 - Quiz

Ik heb (HEM) gezien.
A
er
B
sie
C
ihn
D
ihr

Slide 40 - Quiz

voor mij
A
für ich
B
für dich
C
für mich
D
für ihn

Slide 41 - Quiz

Wist je nog hoe het zat met de persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval?
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 42 - Quiz

Vragen?
zie ook boek blz 72 en handboek hoofdstukje 15+17

Slide 43 - Slide

Jetzt
- Opdracht muziek inleveren (was hw) > zie Magister
- 2.4: 2, 3, 5, 6, 7 Klaar? Test jezelf 2.4

Slide 44 - Slide