4 tl hst 10 zuren en basen

zuren en basen= hst 10
4 Tl
1 / 33
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

zuren en basen= hst 10
4 Tl

Slide 1 - Slide

les 1: 
- vragen hw?
- herhaling eigenschappen zure, neutrale en basische oplossingen, indicatoren 

hw: leren 10.1
maken van 10.1 opg 1,2,4 t/m 10


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

  • zure oplossing:  je meet aantal H+ ionen in oplossing
  • basische oplossing:  je meet hoeveel H+ ionen er kunnen worden opgenomen (vaak door   OH- ionen)
pH meten = "zuurgraad" weten (kan alleen in oplossingen )
pH 0 < 7 = zuur
pH 7>14 =basisch/zeepachtig
pH 7 = neutraal

Slide 4 - Slide

indicatoren: tonen aan of bepaalde stof aanwezig is
Binas tabel 36 pH indicatoren 
  • rodekoolsap (rood =zuur, paars= neutraal, groen/geel= base)
  • rood lakmoes (=  blauw bij base, rood bij zuur of neutraal,)
  • blauw lakmoes(= blauw bij base of neutraal, rood bij zuur)
  • fenolftaleine (kleurloos bij zuur--> roze bij base)
  • universeel indicator papier (=pH papier, controlestrook nodig)
pH 5,5 = huidneutraal
(=voor cosmetische producten belangrijk)

Slide 5 - Slide

Rodekoolsap als indicator zie video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

les 2: 10.2 eigenschappen zuren
- vragen hw?
- uitleg notatie oplossen zuur, namen bekende zuren en hun oplossing, 
geleiding stroom en etsen
- pH logaritmisch en verdunnen
hw: leren 10.2
maken 10.1 opg 11 t/m 15 en van 10.2 opg  1t/m 8


Slide 8 - Slide

LEREN: eigenschappen zuren= moleculaire stof

  • smaken zuur  (proeven mag niet)
  • reageren met basische stoffen (= neutraliseren)
  • kleuren blauw lakmoes rood (rood blijft rood)
  • zure oplossingen bevatten H+ ionen--> geleiden stroom, 
  • bij elektolyse onstaat H2 gas aan negatieve elektrode
  • sterke zure oplossingen ontkalken, tasten onedele metalen en huid aan en maken bacteriegroei onmogelijk


bevat waterstof atomen (formule van zuur begint met H atoom)

Slide 9 - Slide

notatie van oplossen zuren
H atomen laten los--> H+ ionen + Neg zuurrest-ion 
  • De totale lading voor- en na oplossen is altijd nul
  • b.v zoutzuur=oplossing van waterstofchloride HCl(g):  HCl(g)-->H+(aq) + Cl-(aq)           
  • salpeterzuur is een oplossing van waterstofnitraat HNO3(l):
    HNO3(l)-->H+ (aq) + NO3-(aq)     
  • zwavelzuur = H2SO4(l) -> 2 H+ (aq) + SO42-(aq)

Slide 10 - Slide

Zuur = moleculaire stof, maar zure oplossing geleidt stroom!
notatie oplossen moleculaire stof 
C6H12O6 (s) --> C6H12O6 (aq) (geleidt geen stroom)

Dus zure oplossingen zijn uitzondering (geleiden wél stroom)
 Een zure oplossing bevat  altijd vrij bewegende  H+-ionen (-> stroomgeleiding), en negatieve ionen (zuurrest-ionen)

Notatie waterstofchloride oplossen
HCl (g) --> H+ (aq) + Cl- (aq)         (deze oplossing noem je zoutzuur)   Tabel 1 blz 20 en 2 blz 22 goed leren!

Slide 11 - Slide

naam oplossing   H+(aq) + zuurrest-ion  Toepassing oplossing
Zoutzuur           =     H+(aq) + Cl-(aq)              cementresten verwijderen
Salpeterzuur     =     H+(aq) +  NO3- (aq)         in kunstmest + explosieven
Zwavelzuur        =  2 H+(aq) + SO42- (aq)         in accu's + katalysator   
Azijnzuur            =      H+(aq)  +  Ac- (aq)            azijn+ schoonmaakazijn                                                                                     (ontkalken waterkoker)
  
Namen en toepassingen bekende zure oplossingen

Slide 12 - Slide

koolzuur: een instabiel zuur
  • H2CO3(aq) (=koolzuur) ontstaat als 
    koolstofdioxide wordt opgelost in
    water. 
  • Omdat koolstofdioxide niet makkelijk
    oplost valt het zuur snel uit 
    elkaar
    --> wordt dan water met prik
  • H2CO3(aq)-->H2O(l) + CO2(g)
  • deze reactie blijft heen en weer gaan



Slide 13 - Slide

Etsen: onedelmetaal + zuur
Bij deze reactie ontstaat altijd explosief waterstofgas
  • onedele metalen geven makkelijk hun buitenste elektronen af 
  • H+ionen nemen graag elektronen op
  • onedelmetaal + zuur --> metaalion + H2(g)
  • b.v. etsen van koper bij printplaat
    Cu(s) +2H+(aq)--> Cu2+(aq)+ H2(g)
  • ook aantasten van lood is een vorm van etsen
  • Pb(s) +2H+(aq)--> Pb2+(aq)+ H2(g)

Slide 14 - Slide

pH = concentratie met logaritmische schaal

                                                      
  • zure oplossing:  sterker zuur hogere concentratie H+ ionen→  lagere pH  
  • bij verdunnen van zure oplossing steeds minder H+/L -> pH omhoog  maximaal tot iets onder pH 7
  • basische oplossing: hoe basischer des te meer concentratie H+ ionen afneemt  omdat  H+ worden weggevangen door de base → pH  omhoog



concentratie=geheel(deel)
in g/L

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

les 3 + 4: 10.3 eigenschappen basen
-vragen hw?
- afmaken 10.2 t/m 20
- uitleg notatie oplossen base  + 
bekenden basen die je moet weten

hw: leren 10.3
maken (10.2 afmaken t/m 20 in les) en van 10.3 maken1 t/m 11

Slide 17 - Slide

basen/basische stoffen

  •  kan  H+ ionen opnemen 
  • smaken zeepachtig (niet proeven!)
  • reageren met zure stoffen (=neutraliseren)
  • kunnen vet (=zuur) verwijderen tijdens zuur base reactie -> tasten huid aan want die is lichtzuur (pH 5,5) vanwege de productie van talg
  • basische oplossingen geleiden stroom
  • kleuren rood lakmoes blauw (blauw blijft blauw)



Slide 18 - Slide

noteren oplossen  basen

  • de base staat een positief zoution af waardoor er een negatief basisch ion  ontstaat. b.v. oplossen van natriumhydroxide in water 
NaOH(s)Na+(aq)+OH(aq)
triviale naam             samenstelling oplossing

Slide 19 - Slide


Andere bekende basische oplossingen en toepassingen
die je moet kennen!

Slide 20 - Slide

les 5: 10.4 zuur base reacties
- vragen hw?
- uitleg neutraliseren +bekenden reacties  milieu + ontkalken


hw: leren 10.4 en maken van 10.3 opg 12 t/m 16 en van 10.4 opg 1 t/m 7


Slide 21 - Slide

neutraliseren =
zuur + base--> pH neutraal
  • meestal H+ + OH---> H2O
  • (behalve bij ammonia dan geldt NH3 + H+ --> NH4+)
  • maar: er kunnen schadelijke stoffen ontstaan (b.v. chloorgas of waterstofgas)
  • dus nooit zomaar mengen!!
pas op met neutraliseren !

Slide 22 - Slide

Regels zuur-base reactie 
  1. noteer alleen de deeltjes die meedoen aan de reactie (rest = tribune ion)
  2. hoeveel H+kan het zuur afgeven, hoeveel H+ ionen kan base opnemen?
  3. reactievergelijking opstellen waarbij geldt:
    - voor- en na de reactie is lading gelijk (meestal 0!)
    - voor- en na reactie van elke atoomsoort evenveel (= kloppend maken)
  4. meestal  water gevormd (soms ook koolstofdioxide of alleen ammonium) zie ook volgende slide

Slide 23 - Slide

standaard zuur-base reacties
zuur
base
-->
reactieproduct(en)
   H+(aq)
OH-(aq)
-->
 H2O(l)
2
O2-(aq)
-->
2
CO32-(aq)
-->
               +CO2(g)
NH3(aq)
-->
NH4+(aq) (=ammoniumion)

Slide 24 - Slide

zure regen door luchtvervuiling

  • Verbranding van brandstoffen die zwavelatomen bevatten leveren zwaveldioxide (SO2(g)) in contact met waterdamp ontstaat zwavelzuur
     
    H+ (aq) + SO42- (aq) 
  • Verbrandingen met hoge temperaturen leveren stikstofoxiden (NOx = verzamelnaam voor alle stikstofoxides) in contact met water ontstaat saltpeterzuur (H+ (aq) + NO3- (aq) ) 
  • -->zure regen....gevolgen op mens,  milieu en gebouwen moet je kennen!.

Slide 25 - Slide

Hard water (bevat veel Ca2+ ionen) bij verwarmen van hard water ontstaat
 CaCO3  = kalkaanslag/ketelsteen 

Dit kun je verwijderen met behulp van schoonmaakazijn dan ben je 
aan het "ontkalken"

Reactievergelijking van ontkalken verwarmingselement met azijn
CaCO3 + 2H+ → Ca2+ (aq) + CO2 (g) + H2O (l)



Ontkalken van een verwarmingselement

Slide 26 - Slide

les 6: vervolg 10.4 zuur base reacties
- vragen hw?
- verder met 10.4

hw: leren 10.4 en
maken 10.4 opg 8 t/m 14

Slide 27 - Slide

les 7: 10.5 titratie + concentratie
- vragen hw? 10.3 t/m 16 en lezen 10.4 maken opg 1 t/m 7
- uitleg 10.5
hw afmaken 10.4 + van 10.5 opg 1 t/m 8

Slide 28 - Slide

demonstratieproef titreren
Demonstratieproef en uitleg titreren

Slide 29 - Slide

  • voeg een indicator toe aan de erlenmeyer waarin de te titreren stof zit (vaak fenolftaleiine)
  • voeg druppelsgewijs een stof met tegenovergestelde pH waarde voegen
  • tot er blijvend kleuromslag is
  • aflezen buret van boven naar onder
  • van de stof die getitreerd wordt moeten in de tekst nog meer gegevens staan
  • verhoudingstabel maken zie hiernaast
  • en de onbekende hoeveelheid uitrekenen
  • van de stof die getitreerd wordt moet bekend zijn hoeveel mg met 1 ml van de titratievloeistof reageert (in de tekst gegeven)
  • voeg indicator toe aan de te titreren stof   
  • titratievloeistof (met tegenovergestelde pH) druppelen tot blijvend kleuromslag  aflezen buret van boven naar beneden 
  • met verhoudingstabel onbekende hoeveelheid uitrekenen 
Er is:  A =19,4 x 55= 1067 mg azijnzuur aanwezig in de erlenmeyer . Als je weet in hoeveel mL (b.v 25 mL azijn)deze hoeveelheid azijnzuur zat kun je de concentratie berekenen.   concentratie azijnzuur= deel/geheel = 1067 mg/25 mL = 42,7 mg/mL
titreren=neutraliseren (b.v. concentratie azijnzuur bepalen)

Slide 30 - Slide

les 8: vervolg 10.5 
- verder met 1 t/m 9 maken 


hw: leren 10.5 en
maken 10.5 opg 1 t/m 9

Slide 31 - Slide

les 9 + 10
- bespreken hw/ practicum titreren? 
- herhaling zuren en basen laatste slide
- test jezelf en oefentoets hst 9 +10

hw: leren 9 + 10
oefententamen

Slide 32 - Slide

  • moleculaire stof (formule bevat H atomen)
  • bij oplossen laten H+ ionen los
  • smaken zuur 
  • kleuren blauw lakmoes rood (rood blijft rood)
  •  sterke zuren ontkalken/ tasten onedele metalen aan/maken bacterie groei onmogelijk
  •  zure oplossingen geleiden stroom
  • bij elektolyse van zuur en bij etsen (= onedel metaal + zure oplossing) onstaat H2(g) 
Kenmerken zuren (pH 0-7)                 en      basen (pH 7-14)
  • moleculaire stof
  • kan H+ ionen opnemen
  •  smaken zeepachtig (niet proeven!)
  •  kunnen vet verwijderen/tasten huid aan
  • kleuren rood lakmoes blauw (blauw blijft blauw)
  •   basische oplossingen geleiden stroom
  • reageren met zure stoffen (=neutraliseren)
  • base + zuur--> pH neutraal (meestal water soms water + koolzuurgas)
  • uitzondering:
    ammoniak+ zuur--> ammonium

Slide 33 - Slide