Trabitur, Kapitel 16, Les 3 modale werkwoorden vtt

Willkommen, heute ist Dienstag
der 11. April 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen, heute ist Dienstag
der 11. April 

Slide 1 - Slide

Lernziel(e)

  • Kan ik de werkwoorden: werden, dürfen, können, mögen und müssen in de verleden tijd vervoegen.


Slide 2 - Slide

Programm 

1.   Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
2.  Huiswerk nakijken
3.  nieuwe grammatica.


Slide 3 - Slide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde besprochen ?

Slide 4 - Slide

Vertaal : de moeite waard
A
sich loonen
B
sich lohnen
C
lohnen

Slide 5 - Quiz

Vertaal: geweldig
A
grossartig
B
großartich
C
großartig

Slide 6 - Quiz

Vertaal: veel geld verdienen

Slide 7 - Open question

Vertaal: het merk

Slide 8 - Open question

Vertaal: het succes

Slide 9 - Open question

Vertaal: de productie
A
die Herstelling
B
das Herstellung
C
die Herstellung

Slide 10 - Quiz

Huiswerk nakijken

1. Maak in je boek van Kapitel 16, Aufg. 3.4 + 8.2


Slide 11 - Slide

Modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd en wissen en möchten 

Slide 12 - Slide

Welke werkwoorden kennen wij?
  1. zwakke werkwoorden (wohnen-wohnte-gewohnt)
  2. sterke werkwoorden (gehen-ging-gegangen) 
  3. hulpwerkwoorden (haben, sein, werden)
  4. modale (hulp-)werkwoorden 

Slide 13 - Slide

Wat zijn nu modale (hulp) werkwoorden?
  • deze geven een extra betekenis aan het hoofdwerkwoord 
  • Deze modale werkwoorden kun je niet zelfstandig gebruiken,      deze komen bijna altijd samen met een ander werkwoord. 
  • Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands     zijn:  zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.



Slide 14 - Slide

Voorbeelden:
Bijv:  ik zwem                                      ich schwimme
          ik kan zwemmen                      ich kann schwimmen
          ik zal zwemmen                       ich werde schwimmen
          ik wil graag zwemmen            ich möchte schwimmen

Slide 15 - Slide

Auf Deutsch
müssen = moeten
können = kunnen
dürfen = mogen
wollen = willen
mögen = houden van/lekker vinden/iemand aardig vinden
wissen = weten
möchten = graag willen


Slide 16 - Slide


  • In de enkelvoudsvormen krijg je een klinkerwisseling in de stam
• Geen uitgang bij ich, er/sie es.
• in de meervoudsvormen krijg je het hele werkwoord bij wir en sie/Sie

Vervoeg de Duitse 'Modalverben' volgens dezelfde regels:
  • alle enkelvoudsvormen hebben een andere stamklinker dan            het hele werkwoord. 
  • Ich, & er/sie/es (de 1e en 3e persoon enkelvoud) krijgen geen          uitgang.  
  • De meervoudsvormen (wir, ihr, sie, Sie) volgen dezelfde regels      als regelmatige werkwoorden. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken

We maken samen 4.3 

Slide 20 - Slide

Hausaufgaben

1. Maak in je boek van Kapitel 16, Aufg. 4.3
2. Overschrijven modale werkwoorden K16 (vtt)
3. Leer de nieuwe werkwoorden. 






Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video