Trabitur, Kapitel 5, Les 3 modale werkwoorden ott

Willkommen, heute ist Montag
der 15. Mai 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen, heute ist Montag
der 15. Mai 

Slide 1 - Slide

Lernziel(e)

  • Kan ik de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
  • Kan ik een filmpje over school begrijpen en hierover vragen beantwoorden. 


Slide 2 - Slide

Programm 

1.   Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
2.  Huiswerk nakijken
3.  nieuwe grammatica.


Slide 3 - Slide

Toetsen
Ma 5-6 -> woorden K5
      Ma 12-6 -> PW Kap 5 + (6)


Slide 4 - Slide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde besprochen ?
Klassikaal woordenlijst

Slide 5 - Slide

Vertaal: jullie zullen

Slide 6 - Open question

Vertaal: hij wordt
A
er wirt
B
er werdet
C
er wird

Slide 7 - Quiz

Vertaal: jij wordt oud

Slide 8 - Open question

Modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd 

Slide 9 - Slide

Welke werkwoorden kennen wij?
  1. zwakke werkwoorden (wohnen-wohnte-gewohnt)
  2. sterke werkwoorden (gehen-ging-gegangen) 
  3. hulpwerkwoorden (haben, sein, werden)
  4. modale (hulp-)werkwoorden 

Slide 10 - Slide

Welke hulpwerkwoorden kennen wij al?
  1. haben = hebben
  2. sein = zijn 
  3. werden -> betekent worden of zullen!

Slide 11 - Slide

worden
zullen
ik word
ik zal
ich werde
jij wordt
jij zult
du wirst
hij/zij/het wordt
hij/zij/het zal
er/sie/es wird
wij worden
wij zullen
wir werden
jullie worden
jullie zullen
ihr werdet
zij worden
U wordt
zij zullen
U zal
sie werden
Sie werden

Slide 12 - Slide

Wat zijn nu modale (hulp) werkwoorden?
  • deze geven een extra betekenis aan het hoofdwerkwoord 
  • Deze modale werkwoorden kun je niet zelfstandig gebruiken,      deze komen bijna altijd samen met een ander werkwoord. 
  • Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands     zijn:  zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.



Slide 13 - Slide

Voorbeelden:
Bijv:  ik zwem                                      ich schwimme
          ik kan zwemmen                      ich kann schwimmen
          ik zal zwemmen                       ich werde schwimmen
          ik wil graag zwemmen            ich möchte schwimmen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Auf Deutsch
müssen = moeten 
können = kunnen
dürfen = mogen
sollen = moeten (van iemand anders)
wollen = willen
mögen = houden van/lekker vinden/iemand aardig vinden
wissen = weten



Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide


  • In de enkelvoudsvormen krijg je een klinkerwisseling in de stam
• Geen uitgang bij ich, er/sie es.
• in de meervoudsvormen krijg je het hele werkwoord bij wir en sie/Sie

Vervoeg de Duitse 'Modalverben' volgens dezelfde regels:
  • alle enkelvoudsvormen hebben een andere stamklinker dan            het hele werkwoord. 
  • Ich, & er/sie/es (de 1e en 3e persoon enkelvoud) krijgen geen          uitgang.  
  • De meervoudsvormen (wir, ihr, sie, Sie) volgen dezelfde regels      als regelmatige werkwoorden. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

We kijken samen naar Aufgabe 9.1 

Slide 27 - Slide

Huiswerk nakijken

1. Maak in je boek van Kapitel 5, 3.5/ 8.2 (c)/8.3 
2. Maak in je boek van Kapitel 5, Aufg. 4.3



Slide 28 - Slide

Zelfstandig werken

We maken 4.4 + 14.2
Ben je al klaar: maak dan 20.4

Slide 29 - Slide

Hausaufgaben

1. Maak in je boek van Kapitel 5, 4.4 + 14.2 + (20.4)
2. Leer de nieuwe werkwoorden. 






Slide 30 - Slide