What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Leerjaar 2 / 1e en 4e naamval
Leerjaar 2 / 1e en 4e naamval
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Leerjaar 2 / 1e en 4e naamval
Slide 1 - Slide
Wist je nog hoe het zat met de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e en 4e naamval?
A
ja
B
een beetje
C
nee
Slide 2 - Quiz
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
1e naamval:
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 3 - Drag question
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
4e naamval
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich
Slide 4 - Drag question
Wat is de juiste vertaling van de voorzetsels met de
4e naamval
?
durch
für
ohne
um
gegen
om
door
voor
zonder
tegen
Slide 5 - Drag question
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'tegen u' in het Duits?
A
gegen sie
B
gegen Sie
C
gegen mich
D
gegen ihn
Slide 6 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie
Slide 7 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'door ons' in het Duits?
A
durch euch
B
durch uns
C
ohne uns
D
ohne euch
Slide 8 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
um dich
B
um euch
C
um ihr
D
ohne ihn
Slide 9 - Quiz
Hast du die Englischbücher
für ich / mich mitgebracht?
A
ich
B
mich
Slide 10 - Quiz
Das ist Frode Numan.
(Hij) ist unser Biologielehrer.
A
Er
B
Ihn
C
er
D
ihn
Slide 11 - Quiz
Ohne (jou) gehe ich nicht
gerne zur Schule.
A
du
B
dich
Slide 12 - Quiz
Sie macht sich Sorgen
um er / ihn.
Er hat schlechte Noten.
A
er
B
ihn
Slide 13 - Quiz
Beim Sportunterricht
spielen wir Tennis
gegen ihr / euch.
A
ihr
B
euch
Slide 14 - Quiz
Ich mache mir Sorgen um (haar)!
(Zij) hat schon wieder eine 5 in Mathe.
A
ihr - Sie
B
sie - sie
C
sie - Sie
D
sie - ihr
Slide 15 - Quiz
Hast (jij) die Hausaufgaben
für (mij)?
A
er - mich
B
du - ich
C
ich - mich
D
du - mich
Slide 16 - Quiz
(Ik) schaffe das auch
ohne (hem).
A
ich - ihm
B
Ich - er
C
Ich - ihn
D
ich - sie
Slide 17 - Quiz
Ihr spielt gut! Beim Klassenspiel verlieren wir immer (tegen jullie).
A
gegen euch
B
gegen ihr
Slide 18 - Quiz
Frau Weber, wir gehen heute
(zonder u) in die Sporthalle.
A
ohne sie
B
ohne Sie
C
ohne ihr
D
ohne Ihnen
Slide 19 - Quiz
Kun je persoonlijke voornaamwoorden in de
1e & 4e naamval toepassen?
A
1 ik snap er helemaal niks van, ik ga maandagmiddag Hossen bij Bloom.
B
2 ik vind het lastig, ik ga de lespowerpoint par. C nog terugkijken in classroom.
C
3 ik denk wel dat ik het begrijp, ik bestudeer het boek nog en stel daarna evt nog vragen aan ROP.
D
4 ik snap het helemaal.
Slide 20 - Quiz
More lessons like this
4T K2 voorzetsels en voornaamwoorden
December 2018
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Leerjaar 2 / 1e en 4e naamval
May 2024
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
October 2024
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education
C.Klassen > herhaling 4e nv en die kleine Biene Sina
October 2022
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval/ Voorzetsels 4e naamval
May 2022
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
K2 les 2 grammatik + lezen
October 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education
A2c, herhaling
June 2022
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2