Thema 5 leerblad toets

Lessen dit thema
Onvoltooide en voltooide tijd

Betrekkelijke voornaamwoorden

Onderwerp en werkwoordelijk gezegde

Zin met een voltooid deelwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Basisschool

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lessen dit thema
Onvoltooide en voltooide tijd

Betrekkelijke voornaamwoorden

Onderwerp en werkwoordelijk gezegde

Zin met een voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

voltooide tijd 

Het is al klaar / het is gebeurd

Er is een hulpwerkwoord hebben/zijn

Er staat een voltooid deelwoord in. 

Slide 2 - Slide

Onvoltooide tijd 
Het is nog niet klaar/afgerond.

Er staat een zelfstandig werkwoord
--> het is een handeling

Er staat geen voltooid deelwoord in. 

Slide 3 - Slide

de 4 opties: 

  • onvoltooid tegenwoordige tijd
  • onvoltooid verleden tijd  
  • Voltooid tegenwoordige tijd
  • Voltooid verleden tijd. 

Slide 4 - Slide

tegenwoordige of verleden tijd
Kijk naar de persoonsvorm. 
Ik kijk naar de tv.
Ik keek naar de tv.

Ik heb naar de tv gekeken.
Ik had naar de film gekeken.

Slide 5 - Slide

Stappenplan
Stap 1
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Stap 2
Is er een voltooid deelwoord? 
--> onvoltooid (geen voltooid deelwoord) of voltooid (wel voltooid deelwoord)

Stap 3
Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of verleden tijd?


Slide 6 - Slide

In welke tijd staat deze zin.
Per slot van rekening is zijn huis al jaren niet gerenoveerd
A
Onvoltooid tegenwoordige tijd
B
Onvoltooid verleden tijd
C
Voltooid tegenwoordige tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 7 - Quiz

Betrekkelijke voornaamwoorden
Verwijswoorden

Is het nou die, dat of wat??

Slide 8 - Slide

Dat
Die
Wat
verwijst naar een het-woord
Verwijst naar een de-woord
Verwijst naar een zin
Na een woord over hoeveelheid
Na een woord met de overtreffende trap

Slide 9 - Slide

Dat is het gekste ... ik mij kan herinneren.
A
Dat
B
Die
C
Wat

Slide 10 - Quiz

HET VOLTOOID DEELWOORD

- heeft altijd een ander werkwoord nodig

- begint vaak met ge- (soms met be- of ver-)

- eindigt op -en of op en -d of -t


Dat hebben de jongens mooi gemaakt

Schiet op! De les is al begonnen

Bijvoorbeeld

Slide 11 - Slide

Voltooid Deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met
be-, ge-, ver- of ont-.

Een voltooid deelwoord eindigt op: 
Zwakke werkwoorden: -t of -d
Sterke werkwoorden: -t of -en en soms -d

Slide 12 - Slide

HET VOLTOOID DEELWOORD  

laatste letter: -t of een -d


Gebruik de verlengproef om te horen of je

een -t of een -d aan het eind  moet schrijven.


Je maakt het voltooid deelwoord met een t-klank langer met -e.

Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.



Slide 13 - Slide

Stappenplan
1) Vind de persoonsvorm

2) Maak er een voltooid deelwoord van
Ik heb/het is......

3) Kijk naar het OW en vul het juiste hulpwerkwoord in.

4) Lees je zin na. Klopt het?

Slide 14 - Slide

Werkwoordelijk Gezegde
= Alle werkwoorden uit de zin

Stappenplan:
Stap 1: Vind de persoonsvorm


Stap 2: Zijn er andere werkwoorden in de zin.

Slide 15 - Slide

Onderwerp
Als je het gezegde weet, dan kun je ook het onderwerp vinden.
Dit doe je door de vraag te stellen:
wie/wat + gezegde?

Peter heeft het cadeau aan Maartje gegeven.


Slide 16 - Slide