Naamvallen: 4e naamval & persoonlijk voornaamwoord




de 4e naamval (Akkusativ) & persoonlijk voornaamwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson




de 4e naamval (Akkusativ) & persoonlijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

1e naamval: het onderwerp
4e naamval: het lijdend voorwerp

voorbeeld: (hij) hat (hem) gesehen.
Wie/wat hat gesehen? -> hij -> onderwerp
wie/wat hat hij gesehen? -> hem -> lijd.vw.


ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u
1e
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mij
jou
hem
haar
het
ons
jullie
hun
u
4e
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie

Slide 2 - Slide

Hoe noteer ik dat?
(hij) hat (hem) gesehen.

ond +1 = er
lv +4 = ihn
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u
1e
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mij
jou
hem
haar
het
ons
jullie
hun
u
4e
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie

Slide 3 - Slide

Aantekening!

Neem de tabel over in een schrift. Je hebt dit nodig voor de volgende opdracht!
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u
1e
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mij
jou
hem
haar
het
ons
jullie
hun
u
4e
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie

Slide 4 - Slide

Oefenopdracht:
Jana hat (haar) geküsst.
A
sie
B
ihr
C
dich
D
es

Slide 5 - Quiz

Juiste antwoord: A

Jana hat (haar) geküsst.

lv +4 = sie
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u
1e
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
mij
jou
hem
haar
het
ons
jullie
hun
u
4e
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie

Slide 6 - Slide

Hast du (ons) gerufen?
1/4
A
uns
B
wir
C
euch
D
dich

Slide 7 - Quiz

Mein Bruder hat (jullie) abgeholt.
2/4
A
ihr
B
Sie
C
euch
D
uns

Slide 8 - Quiz

Morgen besuchen meine Kinder (jou).
3/4
A
du
B
mich
C
euch
D
dich

Slide 9 - Quiz

(Hem) haben wir seit gestern nicht mehr gesehen.
4/4
A
dich
B
ihn
C
euch
D
er

Slide 10 - Quiz

Voorzetsels met de 4e naamval:

durch - door
für - voor
gegen - tegen
ohne - zonder
um - om
bis - tot 
entlang - langs
Ich habe das (voor haar) gemacht.

für +4 = sie
liedje!

Slide 11 - Slide

Stap 1:
Ik kijk of er een voorzetsel staat.
ja -> +4
nee -> stap 2

Stap 2:
Ik ga de zin ontleden:
ond +1
lv +4
Stappenplan - hoe los ik de naamvallen op?

Slide 12 - Slide

1) (Zij) hat (zonder hem) gesungen.

ond +1 = sie
ohne +4 = ihn

2) Erik hat (jou) (tegen mij) gestoßen.

lv +4  = dich
gegen +4 = mich

Slide 13 - Slide

Nu zelf! Let op, je moet het op de juiste manier opschrijven:

ond +1  = er
lv +4 = ihn
für +4 = ihn

Ken je de persoonlijk voornaamwoorden én het rijtje van de voorzetsels al uit je hoofd? Dan gaat het nog makkelijker!
Let op de spaties bij het typen!!!

Slide 14 - Slide

(Hij) hat (mij) betrogen.
1/5

Slide 15 - Open question

Ja, (zij) sind immer (tegen ons).
2/5

Slide 16 - Open question

Habt (jullie) (hun) abgeholt?
3/5

Slide 17 - Open question

(Het) ist (voor u) sehr spannend.
4/5

Slide 18 - Open question

(Zonder haar) finde (ik) das Spiel (tegen jullie) nicht toll.
5/5

Slide 19 - Open question

Samenvatting!
  • Als lijdend voorwerp verandert het persoonlijk vnw: ich (ik) -> mich (mij)
  • Na een voorzetsel (rijtje van 'durch') verandert het persoonlijk vnw ook
  • Kijk altijd als eerste of je zo'n voorzetsel ziet staan
  • Geen voorzetsel? Dan is het een onderwerp of lijdend voorwerp
uitleg

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide