3BK - L4 P2 - zinsontleding pers. vnw

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Gutentag

Planning

Les 7 - Kapitel 3 1e leerdoel: pers vnw na een voorzetsel

Les 8: spreekopdracht en ontleden

Les 9: spreekopdracht 3

Prüfungswoche Kapitel 3 & 4

Kapitel 3: grammatica leerdoelen

Grammatik A: voorzetsels en persoonlijk vnw

Grammatik B: gebiedende wijs

Grammatik C: zinsontleding

  Grammatik D: modale werkwoorden

Grammatik E: der-groep en ein-groep

Ik koop een trui.
... kaufe einen Pullover.

1. ich
2. mich
3. mir

Leon heeft mij gezien.
Leon hat ... gesehen.

1. ich
2. mich
3. mir

Yara heeft mij een broodje verkocht.
Yara hat ... ein Brötchen verkauft.

1. ich
2. mich
3. mir

Wij hebben hem gesproken.
Wir haben ... gesprochen.

1. er
2. ihm
3. ihn

Hij geeft haar een sjaal.
Er schenkt ... einen Schal.

1. sie
2. ihr

Wij kopen geen spullen van jou!
Wir kaufen keine Sachen von ... !

1. du
2. dich
3. dir

Door hun hebben wij nu straf.
Durch ... haben wir nun Straf.

1. sie
2. ihnen

Zij dragen onze kleren.
Sie tragen ... Kleidung.

1. wir
2. uns
3. unsere
4. unseren

üben mit Satzanalyse oefenen met zinsontleding

Het onderwerp staat in de ….

1. eerste naamval.
2. tweede naamval.
3. derde naamval.
4. vierde naamval.

Het lijdend voorwerp staat in de ….

1. eerste naamval.
2. tweede naamval.
3. derde naamval.
4. vierde naamval.

Zinsontleding:
Emma kauft ein Buch

1. Emma is onderwerp
2. Emma is lijdend voorwerp
3. Emma is meewerkend voorwerp
4. Emma is weg

Das Mädchen mag Pommes.
Wat is het onderwerp?

1. Das Mädchen
2. Pommes

Anita spielt gerne mit ihrer Freundin Anja.
Wat is in deze zin "Anita"?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Mark gab (gaf) ihm ein Geschenk.
Wat is in deze zin "ein Geschenk"?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Wat is het onderwerp?
"Der Pullover wird gewaschen."

Wat is het lijdend voorwerp?
Dem Pferd gibt der Tierarzt eine Impfung.

Wat is het lijdend voorwerp?
Ich habe diese fröhliche Weihnachtssocken gestern gekauft