De meest voorkomende uitzonderingen zijn de werkwoorden: geben [geven], nehmen [nemen], treten [trappen]
Deze drie sterke werkwoorden hebben allemaal een lange e in de stam, maar deze klank verandert in een i:
geben – du gibst, er/sie/es gibt
nehmen – du nimmst, er/sie/es nimmt
treten – du trittst, er/sie/es tritt