Mavo 2 - Blok 5 opdracht 6

Blok 5 opdracht 6
blz. 237
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Blok 5 opdracht 6
blz. 237

Slide 1 - Slide

Korte herhaling theorie blok 4

Slide 2 - Slide

Verbanden
Zinnen hebben met elkaar te maken. Dat noem je een verband. Je kunt de verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 3 - Slide

Verband 1: Opsomming
Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd. 
Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, 
niet alleen .. maar ook, ten eerste, ten tweede

Slide 4 - Slide

Verband 2: Tegenstelling
Na een uitspraak of bewering wordt meteen het tegenovergestelde beweerd. 
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ... anderzijds, daar staat tegenover dat

Slide 5 - Slide

Verband 3: Voorbeeld
Een uitspraak of bewering wordt gevolgd door één of meerdere voorbeelden.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
Een woord dat verwijst naar een eerder genoemd woord of een eerder genoemde zin.

Slide 7 - Slide

Korte herhaling theorie blok 5

Slide 8 - Slide

Niet alleen zinnen, maar ook alinea's hebben met elkaar te maken. Dit noem je alineaverbanden.
In blok 5 leerde je over vier manieren:
1. gebruiken van een signaalwoord
2. herhaling
3. overgangszin met een verwijzing (die, deze, daardoor, zulke, enz.)
4. aankondigende zin (laatste zin van de vorige alinea vertelt je wat er gaat komen)

Slide 9 - Slide

Lees de tekst grondig
timer
4:00

Slide 10 - Slide

In regel 6 staat: "...een aantal trucjes die amper moeite kosten".
Welk synoniem kun je in plaats van "amper" opschrijven?
A
altijd
B
nauwelijks
C
nooit
D
veel

Slide 11 - Quiz

Waarnaar verwijst het woordje "dat" in regel 3?
Let goed op je spelling.

Slide 12 - Open question

Waarnaar verwijst het woordje "het" in regel 19?
A
haal de stekker van de oplader uit het stopcontact om onnodig stroomverbruik te voorkomen
B
de oplader
C
de stekker
D
onnodig stroomverbruik

Slide 13 - Quiz

Kijk nog eens naar alinea 2 en 3.
Welke verbindingsmanier gebruikt de schrijver tussen de tweede alinea en de derde alinea?
A
herhaling
B
overgangszin met verwijzing
C
signaalwoord
D
aankondigende zin

Slide 14 - Quiz

signaalwoord = een andere manier (opsomming)

herhaling = de wereld beter maken

Slide 15 - Slide

In alinea 3 staat een signaalwoord voor tegenstelling.
Vul dit signaalwoord in.

Slide 16 - Open question

Leg de tegenstelling uit.

Slide 17 - Mind map

In alinea 6 staat een signaalwoord voor voorbeeld.
Vul dit signaalwoord in.

Slide 18 - Open question

Leg de delen van dit verband uit. Noem eerst de bewering en daarna het voorbeeld/de voorbeelden.

Slide 19 - Mind map

Kijk nog eens naar alinea 5 en 6.
Welke verbindingsmanier gebruikt de schrijver tussen de vijfde alinea en de zesde alinea?
A
herhaling
B
overgangszin met verwijzing
C
aankondigende zin
D
signaalwoord

Slide 20 - Quiz

Vul het woord/de woorden in waaruit de herhaling blijkt.

Slide 21 - Open question

Hoe sluit de schrijver de tekst voornamelijk af in het slot?
A
conclusie
B
tips/advies/oproep
C
samenvatting

Slide 22 - Quiz

Schrijf drie tips uit de tekst op in de vorm van een instructie (begin dus met een werkwoord).

Slide 23 - Mind map