Vwo 2 - Blok 4 Lezen opdracht 6

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Blok 4 Lezen

Welke drie verbanden heb je geleerd in hoofdstuk 3?

In blok 3 heb je geleerd over...

1. uitspraak-opsomming

2. uitspraak-tegenstelling

3. uitspraak-voorbeeld

Welke vier alineaverbanden heb je geleerd?

Alineaverbanden

Alinea's kunnen op vier verschillende manieren met elkaar worden verbonden. 

1. herhaling
2. overgangszinnen met een verwijzing
3. aankondigende zinnen
4. signaalwoorden

Blok 4 Lezen

Opdracht 6

Lees tekst 5 grondig 

(Groene energie)

Welke manier(en) gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?

1. onderwerp aankondigen en een anekdote vertellen
2. aanleiding van het schrijven geven en een vraag stellen
3. vraag stellen en onderwerp aankondigen
4. anekdote en vraag stellen

Waarnaar verwijst dat (regel 11)?

1. elektriciteit
2. komt er warmte-energie vrij die in elektriciteit kan worden omgezet
3. warmte-energie
4. verbrande warmte-energie

Waarnaar verwijst dit (regel 20)?
(zet GEEN punt achter je antwoord)

Waarnaar verwijst ze (regel 34)?

Waarnaar verwijst dat (regel 51)?
(zet GEEN punt achter je antwoord)

Hoe worden alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?

1. overgangszin met verwijzing
2. aankondigende zin
3. herhaling
4. signaalwoord

Hoe worden alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?

1. overgangszin met verwijzing
2. aankondigende zin
3. herhaling
4. signaalwoord

Hoe worden alinea 5 en 6 met elkaar verbonden?

1. overgangszin met verwijzing
2. aankondigende zin
3. herhaling
4. signaalwoord

Op welke manier sluit de schrijver af?

1. samenvatting
2. conclusie
3. advies
4. hij sluit niet af

Formuleer een kernzin voor de tweede alinea.

Mogelijk antwoord

We halen nu nog energie uit fossiele brandstoffen, maar die zijn ook schadelijk voor het milieu.

Bespreek met je buur

Welke zinnen in alinea 4 zijn hoofdzaken? Welke zijn bijzaken?

Schrijf de kernzin van alinea 5 op.

Hoeveel signaalwoorden voor een opsomming zie je in alinea 6?

1. 4
2. 5
3. 6
4. 7

Signaalwoorden alinea 5

ook, Bovendien, en, Daarbij, ook, Ook

Wat is het tekstdoel?

1. informeren
2. amuseren
3. betogen
4. uiteenzetten