D-toets leesvaardigheid klas 3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom bij Nederlands

Wat gaan we doen?

Je geeft door in welk groepje  van 4 (of 3) leerlingen je het project Feit en Fictie gaat doen.

Je gaat de D-toets nakijken met Lesson-Up en je POP invullen.

(POP = persoonlijk ontwikkelingsplan)

Ik heb de D-toets gemaakt

1. ja
2. nee
3. weet niet

1. Wat is het onderwerp van tekst 1?

1. Kweekvlees en lableer
2. vieze woorden
3. Geen van deze drie
4. kweekvlees, lableer ...vies?

2. Hoofdgedachte van tekst 1

Het is goed om kweekvlees en lableer te maken, alleen de namen moeten anders. 

Hoofdgedachte: in een hele zin schrijf je op waar de tekst over gaat. Gebruik een persoonsvorm, hoofdletter en punt. De hoofdgedachte is nooit een vraag.

3. Tekstdoel van tekst 1 is:

1. Informeren
2. Activeren
3. Aan het denken zetten/ overtuigen
4. Geen van deze 3

Er staan duidelijke meningen van de schrijver (Sytse) over het onderwerp in de tekst. Daarnaast wordt ook de mening van Maartje gegeven. Dit zet je in ieder geval aan het denken. Als de schrijver zijn eigen mening geeft, wil hij je meestal overtuigen.

4A. Wat is de mening van de "ik" (Sytse) over kweekvlees?

4B. Welke twee argumenten noemt hij daarbij?

A Kweekvlees is een goede vervanging voor echt vlees.../ het kan veel betekenen voor de toekomst

B Welke twee drie argumenten noemt hij daarbij?

...poepende kuddes zorgen voor veel broeikasgassen

Ze verbruiken veel water en voedsel

Het is zielig voor de dieren zelf    (alinea 2)

--> Denk aan het invullen van jouw POP!

5. Het onderwerp van tekst 2 is:

1. Geen van deze drie
2. Kappen met kolen
3. Het verbranden van kolen is slecht voor het milieu
4. kolencentrales/ kolenenergie (verminderen)

6. Wat is de hoofdgedachte van tekst 2

Nederland moet stoppen met het stoken/gebruik van kolen.

Hoofdgedachte: in een hele zin schrijf je op waar de tekst over gaat. Gebruik een persoonsvorm, hoofdletter en punt. De hoofdgedachte is nooit een vraag.

7. Wat is het tekstdoel van tekst 2?

1. informeren
2. overtuigen
3. overhalen/activeren
4. Geen van deze drie

8A. Waarvan werd de schrijver verdrietig?

8B. Welke argumenten geeft de schrijver daarvoor?

8A. In 2015 …. dan in 1990 en/of Samen met Portugal… met een toename.

8B. Het verbranden van kolen is namelijk slecht voor het milieu

en het draagt flink bij aan het broeikaseffect.

9A Op welke manier zijn de alinea's 2 en 3 met elkaar verbonden?

1. Zin met verwijswoord
2. Signaalwoord
3. Zin met verwijswoord en signaalwoord
4. Geen van deze drie

9B. Noteer het woord/ de woorden waaraan je die manier herkent.

1. Het (zou) dus
2. Het
3. Zou
4. Geen van deze drie

10. Waarnaar verwijst het woordje 10 DAT in alinea 3?

10. DAT verwijst naar "leven op Mars".

Denk aan het invullen van je POP!

Tekst 3 (Waarom is een wortel oranje?)

11. Wat is het onderwerp?

Het onderwerp is: "De kleur van wortels."

12. Schrijf de hoofdgedachte van de tekst op.

13. Wat is het tekstdoel van de tekst?

1. informeren
2. Na laten denken
3. Geen van deze drie
4. Uiteenzetten/uitleg geven

14A. Alinea 2 en 3 zijn met elkaar verbonden door een zin met
een verwijswoord. (verbindingsmanieren)
14B. Door welk woord herken je deze manier?

1. ook
2. Geen van deze drie
3. Het
4. Dat

15A. In de laatste zin van alinea 3 staat een signaalwoord.
"Mensen plukken er wel de vruchten van, WANT het lichaam zet caroteen om in vitamine A." WANT is het signaalwoord.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan? (verbindingsmanieren)

1. uitspraak -tegenstelling
2. uitspraak- opsomming
3. uitspraak - reden (argument)
4. oorzaak - gevolg

15C. De twee delen die het signaalwoord verbindt.

mensen plukken er wel de vruchten van

Het lichaam zet het betacaroteen om in vitamine A

16. Waarnaar verwijst DAT in alinea 3?

1. Dat geldt niet alleen voor de peen
2. omdat de wortel in het donker onder de grond zit
3. Geen van deze drie
4. planten gebruiken dat molecuul normaal voor fotosynthese

17. Wat is het onderwerp van tekst 4 (Kunnen tranen opraken?)

Het onderwerp schrijf je op in een tot vijf zinnen.

18. Wat is de hoofdgedachte van tekst 4?

19. Wat is het tekstdoel van tekst 4?

1. Informeren
2. uiteenzetten/uitleggen
3. Geen van deze drie
4. mening laten vormen/na laten denken

20A. In alinea 2 staat het signaalwoord voor het verband tussen uitspraak - reden. Welk signaalwoord is dat?

1. en
2. want
3. of
4. Geen van deze drie

20B Uitspraak en de reden in alinea 2 zijn:

Uitspraak:  .....theoretisch gezien kunnen tranen opraken

Reden: tranen zijn gemaakt van lichaamsvocht en dat kan onder extreme omstandigheden schaars zijn.

Vraag 21 (verbindingsmanieren)

A. De signaalwoorden voor middel - doel in alinea 3 zijn: Dan...om

B. Middel: ...traanproductie zou op een gegeven moment stilvallen ...

     Doelen 1. Laatste beetje vocht voor belangrijkere lichaamsfuncties       

     gebruiken. 

     2. Voorkomen dat je nog verder uitdroogt.

POP helemaal invullen

Je POP komt met jouw naam in jullie mapje voor Feit en Fictie.

Lees voor maandag Fake Trip van Margje Woodrow uit.