NN H1 + H2 woordenschat, grammatica spelling

Sommige(n) kregen een extra kerstpakket
A
Sommige
B
Sommigen
1 / 45
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Sommige(n) kregen een extra kerstpakket
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 1 - Quiz

Die boeken zijn al erg oud, maar sommige(n) zijn best leuk
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 2 - Quiz

Die boeken zijn best oud, maar sommige(n) lezen ze al te graag.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 3 - Quiz

Welke woordsoort is het woord 'dat'?
Het mens dat de bril droeg, heeft geld aan de daklozen gegeven.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 4 - Quiz

Welke woordsoort is het woord 'dat'?
Dat huisje heeft een erg groot raam
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 5 - Quiz

Welke woordsoort is het woord 'die'?
De jongen die gevallen is, heeft zijn knie geschaafd.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw

Slide 6 - Quiz

Welke woordsoort is het woord 'dat'?
Ik vind het slecht dat er volgende week 4 toetsen zijn
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 7 - Quiz

De woorden 'met wie', 'aan wie' en 'door wie' verwijzen naar...
A
dingen
B
personen

Slide 8 - Quiz

Hij, die, deze, zijn
zijn verwijswoorden voor een...
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 9 - Quiz


Is het hen of hun?

Ik vertelde hen/hun het nieuws. 
A
hen
B
hun

Slide 10 - Quiz

Zij, hun of hen? De docenten geven aan [zij]/[hun]/[hen] het diploma.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 11 - Quiz

Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
litotes

Slide 12 - Quiz

Ik vind haar niet lelijk.
A
metafoor
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 13 - Quiz

Ik word knettergek van je gezeur.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 14 - Quiz

Die poolreizigers zullen het wel frisjes hebben.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 15 - Quiz

Op welk niveau zit de samentrekking?

Dat bedrijf houdt zich bezig met de in- en export van producten.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 16 - Quiz

Op welk niveau zit de samentrekking?

In klas 3 zitten alleen maar leuke jongens en meisjes.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 17 - Quiz

Op welk niveau zit de samentrekking?

Emma leest graag boeken en Jill tijdschriften.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 18 - Quiz

voorwaarts of achterwaarts?

Hij is gespecialiseerd in ruimte- en luchtvaarttechniek.
A
voorwaarts
B
achterwaarts

Slide 19 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
Trix' fiets is gestolen.
B
Trix d'r fiets is gestolen.
C
Patricks tas is leeg.
D
Patrick's tas is leeg.

Slide 20 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 21 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 22 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 23 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tante's wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 24 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 25 - Quiz

De bewoners waren onaangenaam verrast door de rellen in de wijk.
A
hyperbool
B
litotes
C
eufemisme
D
understatement

Slide 26 - Quiz

Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een interieurverzorgster
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 27 - Quiz

Hij heeft geen klap uitgevoerd voor de proefwerkweek.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 28 - Quiz

Het kost een paar centen, maar dan heb je ook wat.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
drieslag

Slide 29 - Quiz

Die film is echt om je dood te lachen.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
repetitio

Slide 30 - Quiz

'Niet onaardig gedaan', zei mevrouw Ducroo over mijn 9,7 voor Frans.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 31 - Quiz

'Ik heb een mazzeltje gehad', zei de winnaar van de jackpot.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 32 - Quiz

Het was een groots cadeau, nou ja, een groot cadeau, nou ja, een aardig cadeautje
A
tricolon
B
climax
C
anticlimax
D
repetitio

Slide 33 - Quiz

Als al je verstandskiezen in één keer getrokken worden, is dat geen pretje.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 34 - Quiz

voorwaarts of achterwaarts?

Hij is gespecialiseerd in ruimte- en luchtvaarttechniek.
A
voorwaarts
B
achterwaarts

Slide 35 - Quiz

voorwaarts of achterwaarts?

Emma leest graag boeken en Jill tijdschriften.
A
voorwaarts
B
achterwaarts

Slide 36 - Quiz

Op welk niveau zit de samentrekking?

Wil je graag rode snoepjes of gele?
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau
D
woordgroepsniveau en zinsniveau

Slide 37 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord.
Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 38 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord.
De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 39 - Quiz

Goed of fout?
De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.

Slide 40 - Open question

Vul in: 'dat' of 'wat'.
Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.

Slide 41 - Open question

Welke woordsoort is het woord 'wie'?
Ik wist niet meer van wie ik de pen had geleend.
A
betr.vnw
B
vr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 42 - Quiz

Welke woordsoort is het woord 'wie'?
De docent van wie ik een onvoldoende heb gekregen, is nu ontslagen.
A
vr.vnw
B
betr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 43 - Quiz

Welke woordsoort is het woord 'wie'?
Wie deze vraag kan oplossen, begrijpt dit onderdeel.
A
vr.vnw
B
betr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 44 - Quiz

Welke woordsoort is het woord 'die'?
De vrouw in die auto daar, is mijn tante.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw

Slide 45 - Quiz