2h - vr111024

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Interroger 
• Grammaire
  
• Au travail
• Les devoirs

But: in het Frans kunnen zeggen van wie iets is, dmv een bezittelijk voornaamwoord

Interroger 

1.  in de herfst
2. in de zomer
3. de kerk
4. het meisje
5. de week
6. waarom
7. duiken
8. zwemmen

Corriger 

Corriger 

1. Qu'est-ce que tu as fait cet été?
2. C'était comment?
3. Vous avez fait du camping?
4. Tu as parlé français?

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord

Dat is mijn neef. 

Zij zag haar buren lopen. 

• Bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. (mijn, jouw, hun)

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord

C'est mon père

C'est ma mère

Ce sont mes parents

• In het Nederlands kijk je alleen naar van wie iets is
• In het Frans kijk je ook naar het geslacht van het woord erachter (mnl, vrl, mv)

Enkelvoudsvormen

	mijn	jouw	zijn/haar
mannelijk	mon	ton	son
vrouwelijk	ma	ta	sa
meervoud	mes	tes	ses

Enkelvoudsvormen

Attention!

• C'est ma amie       c'est ma amie       c'est mon amie
• Bij stomme h/klinker en vrouwelijk woord, altijd de mannelijke vorm

Enkelvoudsvormen

Attention!

• C'est son copain        het is zijn vriend

                                        het is haar vriend

Son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen.

Goed kijken naar de rest van de zin!

Meervoudsvormen

	enkelvoud	meervoud
ons/onze	notre	nos
uw/jullie	votre	vos
hun	leur	leurs

Even oefenen ... 

1. ... frère habite au Maroc (mijn)
2. ... parents n'aiment pas la pizza (zijn) 
3. .... maison est très grande (hun, vrl) 
4. .... famille est sympa (onze) 
5. ... train est en retard (jouw) 

Au travail

30ade

31abd

Fini? Exercice 32 et 33

Les devoirs

Mardi le 15 octobre

Apprendre: blokje E en F (page 50) + bez. vnw

Faire: -