1.2 De schoenenwinkel

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 1
  • behandelen paragraaf 2  
  • zelfstandig werken 
  • nakijken opdrachten
  • Wat hebben we geleerd
  • Huiswerk
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 1
  • behandelen paragraaf 2  
  • zelfstandig werken 
  • nakijken opdrachten
  • Wat hebben we geleerd
  • Huiswerk

Slide 1 - Slide

Welke productiefactor zie je hiernaast afgebeeld?
A
Kapitaalgoederen
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 2 - Quiz

Welke productiefactor zie je hiernaast afgebeeld?
A
Kapitaalgoederen
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 3 - Quiz

In welke sector hoort deze productie?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 4 - Quiz

In welke sector hoort deze productie?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 5 - Quiz

In welke sector hoort deze productie ?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 6 - Quiz

Wat betekent "zwart werk"?
A
Onbetaalde productie zoals vrijwilligerswerk
B
Onbetaalde productie in de huishouding
C
Betaald werk waarover geen belastingen en sociale premies worden betaald

Slide 7 - Quiz

Wat is de beroepsbevolking?

Slide 8 - Open question

Is de brandweer een onderdeel van de collectieve sector?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Lesdoel:

Slide 10 - Slide

Afzet

Hoeveelheid verkochte producten.
Omzet

- Afzet x verkoopprijs(exclusief btw)
- Verkoopopbrengst

Slide 11 - Slide

Wat is BTW?
Het is belasting die de winkelier moet optellen bij het product of dienst. Het geld wat de consument aan BTW (belasting toegevoegde waarde) betaald, moet de winkelier weer afdragen aan de overheid. 

Slide 12 - Slide

BelastingToegevoegdeWaarde
  • elk kwartaal (3 mnd) BTW afdragen aan belastingdienst
  • de klanten betalen wel BTW; dat moet de ondernemer afdragen aan de belastingdienst
  •  na 3 maanden betaal je als ondernemer alle ontvangen BTW van je klanten, verminderd met je eigen betaalde BTW over de zakelijke inkoop. 

Slide 13 - Slide

BTW Tarieven

Slide 14 - Slide

naar inclusief BTW
naar exclusief BTW

Slide 15 - Slide

Stel, jij koopt een nieuwe trui exclusief btw voor €75,00 euro.
Je moet er nog 21% btw over betalen. Hoeveel btw betaal je?
En hoeveel wordt dan de consumentenprijs die jij moet betalen?

Slide 16 - Open question

Stel, jij koopt 10 kilo kaas exclusief btw voor €50,00 euro.
Je moet er nog 9% btw over betalen. Hoeveel btw betaal je?
En hoeveel wordt dan de consumentenprijs die jij moet betalen?

Slide 17 - Open question

Inkoopwaarde en brutowinst
Inkoopwaarde
De totaal bedrag aan de inkoop van producten

Brutowinst
Het verschil tussen de omzet en inkoopwaarde.

Omzet (afzet x verkoopprijs)
inkoopwaarde                              -
Brutowinst.

Slide 18 - Slide

examenvoorbeelden
Vijftien jaar geleden begon Berend Botje met een park. Het eerste jaar was er alleen een speeltuin en een verkooppunt voor ijsjes en drankjes. De omzet in het eerste jaar was € 75.000. Welke omschrijving van het begrip omzet is juist?
A de opbrengst van de inkopen
B de opbrengst van de verkopen
C de winst na aftrek van de bedrijfskosten
D de winst voor aftrek van de bedrijfskosten

Slide 19 - Slide

hilke is dealer van personenauto’s van Volkswagen en Audi. In de staafdiagrammen staan enkele financiële gegevens van haar bedrijf. Jaar 2 was een topjaar in de verkoop van auto’s in haar bedrijf, in jaar 1 bleef de verkoop iets achter. Bereken het bedrag waarmee de omzet in jaar 2 is gestegen in vergelijking met jaar 1.  
 

Slide 20 - Slide

Sofie heeft een winkel in hengelsportbenodigdheden. In het tweede kwartaal van het jaar maakt hij een omzet van € 64.000. De inkoopwaarde van de verkopen is 35% van de omzet. 
Bereken de brutowinst van Sofie in dit kwartaal. Geef de berekening.

Slide 21 - Slide

Tot welke productiesector behoren hotels?
A tot de primaire sector
B tot de secundaire sector
C tot de tertiaire sector
D tot de quartaire sector

Slide 22 - Slide

Het gaat goed met de detailhandel. Sinds 2008 was de omzetgroei niet zo hoog. Vooral de onlineverkoop steeg spectaculair. In 2015 bedroeg de omzet in de online detailhandel € 5 miljard. Dit was 6,3% van de totale omzet in de detailhandel.
1. (1p) Bereken voor 2015 de totale omzet in de detailhandel. Schrijf je berekening op

Slide 23 - Slide

Onder welke voorwaarde stijgt de brutowinst?
A als de afzet in verhouding meer daalt dan de verkoopprijs in verhouding stijgt
B als de verkoopprijs in verhouding meer stijgt dan de afzet in verhouding daalt
C als de verkoopprijs meer stijgt dan de afzet daalt

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken


  • Lees de theorie op bladzijde 13
  • Maken opdrachten hoofdstuk 1 paragraaf 2
  • Maak de opdrachten 1 t/m 13
  • Maak de rekentrainer op blz. 39 en 40 van 1.2 

Slide 25 - Slide

opdrachten maken

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat hebben we geleerd?

Slide 28 - Mind map