Periode 4 redekundig ontleden + extra bij bep

Weet je nog?
Ontleden betekent: iets in stukjes verdelen en ieder
stukje een naam geven.

Bij redekundig ontleden verdeel je een zin in zinsdelen.
 

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Weet je nog?
Ontleden betekent: iets in stukjes verdelen en ieder
stukje een naam geven.

Bij redekundig ontleden verdeel je een zin in zinsdelen.
 

Slide 1 - Slide

Oefenen grammatica
Extra uitleg bijwoordelijke bepaling


- Herhaling grammatica 

- Herhalingsvragen

- Introductie bijwoordelijke bepaling


Slide 2 - Slide

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 3 - Slide

Overzicht theorie grammatica zinsdelen
PV (persoonsvorm)                               Doe de tijdproef (het woord dat verandert is de PV). (checken                                                                           door een vraagzin te maken)

WG (werkwoordelijk gezegde)        Alle werkwoorden in de zin achter elkaar. Als er ‘te’ bij een
                                                                      werkwoord staat, hoort dit ook bij het WG. 
                                                                    
OW (onderwerp)                                    Wie/Wat + WG

LV (lijdend voorwerp)                          Wat (soms wie)  + WG + OW

MW (meewerkend voorwerp)          AAN (voor) wie/wat + WG + OW + LV 


Slide 4 - Slide


Welke manieren weet jij om de persoonsvorm te vinden?

Slide 5 - Open question


Wat is de pv in deze zin?

Afgelopen zaterdag was de Open Dag.
A
Afgelopen zaterdag
B
was
C
de
D
Open Dag

Slide 6 - Quiz

Wat is de pv in deze zin?

Hoe voel je je?
A
Je (1)
B
Je (2)
C
voel
D
hoe

Slide 7 - Quiz

Wat is de pv in deze zin?

Wat is de hoogste berg ter wereld?
A
Wat
B
de hoogste berg
C
ter wereld
D
is

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Pablo doet mee aan een talentenjacht.
A
Joris
B
doet
C
doet mee
D
aan een talentenjacht

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Welke mensen kijken er nou naar zo'n show?!
A
Welke
B
mensen
C
kijken
D
naar zo'n show

Slide 10 - Quiz

Hoe is een zin vaak opgebouwd?
A
1e woord = pv 2e woord = wg
B
1e woord = LV 2e woord = O
C
1e woord = pv 2e woord = O
D
1e woord = O 2e woord = PV

Slide 11 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
Wie/Wat?
B
Wie/Wat + pv?
C
Wie/ Wat + wg?
D
Wie/Wat + wg + o?

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Femke geeft de microfoon terug aan de presentator.
A
Joris
B
geeft terug
C
de microfoon
D
aan de presentator

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

De jury geeft Joris commentaar op zijn optreden.
A
De jury
B
commentaar
C
geeft
D
op zijn optreden

Slide 14 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
Aan/Voor wie + wg + o + lv?
B
Wie of wat + o?
C
Wie of wat + wg?
D
Wie of wat + wg +o?

Slide 15 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
geeft
C
het ingevulde proefwerk
D
geeft terug

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
geeft
C
het ingevulde proefwerk
D
aan de juf

Slide 17 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
geeft terug
C
het ingevulde proefwerk
D
aan de juf

Slide 18 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
Aan wie / Voor wie + wg?
B
Wie of wat + wg + o?
C
Wie of wat + wg + o + lv
D
Aan wie / Voor wie + wg + o + lv?

Slide 19 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

Lieke geeft het ingevulde proefwerk aan de juf terug.
A
Lieke
B
aan de juf
C
het ingevulde proefwerk
D
geeft

Slide 20 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

De jury geeft Amadi commentaar op zijn optreden.
A
De jury
B
Joris
C
commentaar
D
geeft

Slide 21 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wat is jouw lievelingseten?
A
Wat
B
is
C
jouw
D
lievelingseten

Slide 22 - Quiz

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 23 - Open question

Wat is het onderwerp in deze zin?

Waarom gooi jij dat glas nou om?
A
gooi
B
jij
C
dat glas
D
gooi om

Slide 24 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:

Waarom gooi jij dat glas nou om?

Slide 25 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

De visser haalt de vis van het haakje.
A
De visser
B
haalt
C
de vis
D
van het haakje

Slide 26 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

De visser geeft de vis aan de visboer.
A
De visser
B
geeft
C
de vis
D
aan de visboer

Slide 27 - Quiz

Doelen
  • Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling kunt vinden.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepaling(en) vinden in een zin. 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 30 - Quiz


De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
Noteer de twee bijwoordelijke bepalingen. 

Slide 31 - Open question


De leerlingen hebben grammatica goed begrepen vandaag.
Noteer de twee bijwoordelijke bepalingen. 

Slide 32 - Open question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 33 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 34 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De oude vrouw 
gaf 
natuurlijk
een fooi
aan de vriendelijke ober.

Slide 35 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.

Slide 36 - Drag question

Doelen
  • Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling kunt vinden.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepaling(en) vinden in een zin. 

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Overzicht theorie grammatica zinsdelen
PV (persoonsvorm)                               Doe de tijdproef (het woord dat verandert is de PV). (checken                                                                           door een vraagzin te maken)

WG (werkwoordelijk gezegde)        Alle werkwoorden in de zin achter elkaar. Als er ‘te’ bij een
                                                                      werkwoord staat, hoort dit ook bij het WG. 
                                                                    
OW (onderwerp)                                    Wie/Wat + WG

LV (lijdend voorwerp)                          Wat (soms wie)  + WG + OW

MW (meewerkend voorwerp)          AAN (voor) wie/wat + WG + OW + LV 


Slide 39 - Slide