zinsdelen Flex

zinsdelen Flex
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

zinsdelen Flex

Slide 1 - Slide

Weet je nog?
Ontleden betekent: iets in stukjes verdelen en ieder
stuk een naam geven.

Bij ontleden van Nederlandse taal verdeel je een zin in zinsdelen.
 

Slide 2 - Slide

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 3 - Slide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd, verander het getal, vraagzin )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wat + wg + ow? soms: wie + wg + ow?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + wg + ow + lv? of voor                                                                wie + wg + ow + lv?)

Slide 4 - Slide


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


De winkelbediende zocht bruine schoenen voor de klant.
A
De winkelbediende | zocht | bruine schoenen | voor de klant.
B
De winkelbediende zocht | bruine schoenen | voor de klant.
C
De winkelbediende | zocht | bruine | schoenen | voor de klant.
D
De winkelbediende | zocht | bruine schoenen voor de klant.

Slide 5 - Quiz

Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?
Wij gaan in de zomervakantie altijd naar Italië.
A
Wij / gaan / in de zomervakantie altijd / naar Italië.
B
Wij / gaan / in de zomervakantie altijd naar Italië.
C
Wij / gaan / in de zomervakantie / altijd / naar Italië.
D
Wij / gaan / in de zomervakantie altijd / naar Italië.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
Afgelopen zaterdag ging mijn moeder naar de kapper.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 8 - Quiz


Gisteren sliep ik tot heel laat uit.
Noteer de twee bijwoordelijke bepalingen. 

Slide 9 - Open question


De leerlingen hebben grammatica goed begrepen vandaag.
Noteer de twee bijwoordelijke bepalingen. 

Slide 10 - Open question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 11 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 12 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De oude vrouw 
gaf 
natuurlijk
een fooi
aan de vriendelijke ober.

Slide 13 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 14 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
met zijn verjaardag. 

Slide 15 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
gelukkig
snel
goedgekeurd.

Slide 16 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 17 - Drag question

Elke zin heeft 1 bijwoordelijke bepaling.
A
Waar
B
Niet waar, elke zin heeft meerdere bijwoordelijke bepalingen
C
Niet waar, een zin kan geen of meerdere bijwoordelijke bepalingen hebben
D
Niet waar, elke zin heeft 2 bijwoordelijke bepalingen.

Slide 18 - Quiz