Werkwoordspelling groep 7

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1-4

Werkwoordspelling groep 7

Maud heeft de teksten (herstellen).

1. herstelt
2. hersteld
3. hersteldt
4. gehersteld

Ze kregen helaas niet de (hopen) uitslag te horen.

1. gehoopte
2. gehoopde

We hebben allemaal uit de fles (drinken).

1. gedrinkt
2. gedronken

Heleen heeft de vlek uit haar blouse (poetsen).

1. gepoetst
2. gepoetsd

We hebben het papier (vouwen).

1. gevouwt
2. gevouwd
3. gevouwen

Morgan heeft op het ijs (schaatsen).

1. geschaatst
2. geschaatsd

De bakker heeft de soesjes met slagroom (vullen).

1. gevult
2. gevuld

Sven heeft dat hele liedje (fluiten).

1. gefloten
2. gefluit

Gisteren (vermoeden) de juffen dat er iets niet pluis was.

1. vermoede
2. vermoedde
3. vermoeden
4. vermoedden

Jij (worden) niet erg aardig behandeld.

1. word
2. wordt

(Vinden) je vaak schelpen op het strand?

1. Vind
2. Vindt

Vorige week (blazen) jullie de ballonnen op.

1. blaasten
2. blaasden
3. bliezen

Mijn broertje (verwoesten) vroeger altijd mijn bouwwerk.

1. verwoeste
2. verwoestte
3. verwoesten

De kinderen (zwijgen) toen de juf wilde beginnen.

1. zwijgten
2. zwijgden
3. zwegen

Dat (gebeuren) mij nou altijd!

1. gebeurt
2. gebeurd

Einde