extra oefening werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• Leerjaar 3

Schrijf het woord tussen haakjes in de t.t.
Hij (bieden) 100 euro.

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Siem (kloppen) de slagroom.

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Vinnie (bloeden) enorm na het ongeluk.

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Suus (sporten) 4x per week.

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Ze (lopen) gisteren 10 kilometer.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Ze (slapen) 8 uur per nacht.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Hij (worstelen) bij de gym.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De meester (eisen) stilte.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
de juffen eisen opperste concentratie.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Ze (concentreren) zich maar 5 minuten.

Schrijf het woord tussen haakjes in t..t.
Ze (concentreren) zich maar 5 minuten.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
De conciërge (kopiëren) alle toetsen

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Hij (blazen) de kaars uit.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
de meiden (praten) veel over jongens

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De jongen (dansen) altijd in de club.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Pleun en Joost (bellen) iedere dag.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Hij (slaan) hard op de bokszak.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Hij (slaan) hard op de bokszak.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De jongen met de groene muts (hebben) eerst altijd een blauwe pet.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De juf (gymmen) iedere week met de leerlingen.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
het (sneeuwen) buiten al heel de ochtend,

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De oude man (komen) altijd te laat.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Dat meisje (plaatsen) eerst verl foto’s op Instagram.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Die man (redden) mijn leven vanochtend.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De jongens (roken) 12 sigaretten per dag.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Timo (doen) een beetje vreemd.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
isa (stoten) haar elleboog aan de tafel.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
isa (stoten) haar elleboog aan de tafel.

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Chris (snoepen) veel van de dropjes.

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Ik (zijn) blij dat dit de laatste opdracht is.