Woordenschat vmbo TET 4

Woordenschatquiz 4
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Woordenschatquiz 4

Slide 1 - Slide


Iets chronologisch weergeven.
A
dwars door elkaar
B
als een lange opsomming
C
in de juiste tijdsvolgorde

Slide 2 - Quiz


Die kunstenaar is een charlatan.
A
Iemand die door iedereen geprezen wordt.
B
Iemand die de boel oplicht.
C
Iemand die steeds nieuwe thema´s kiest.

Slide 3 - Quiz


Na die vaccinatie was zij enkele dagen ziek.
A
operatie
B
inenting
C
besmetting

Slide 4 - Quiz


Iemand op rantsoen stellen.
A
Iemand een vastgestelde hoeveelheid van iets (bv. eten) geven
B
Iemand oppakken en in een cel stoppen.
C
Iemand laten voelen dat het ernst is.

Slide 5 - Quiz


Door integratie van buitenlanders wordt de situatie er beter op.
A
Het tot een geheel maken of het opnemen in een geheel.
B
Het in delen uiteen vallen.
C
Ongehuwd samenwonen.

Slide 6 - Quiz


Met haar raffinement krijgt zij alles voor elkaar.
A
gevoel voor humor
B
schoonheid/uitstraling
C
doortraptheid/sluwheid

Slide 7 - Quiz


Kennis van computerprogramma's is een pre.
A
voorwaarde
B
pluspunt
C
noodzaak

Slide 8 - Quiz


We deden er veel aan, maar het heeft nochtans niets opgeleverd.
A
helaas
B
evenwel
C
tot nu toe

Slide 9 - Quiz


Mag ik een paar suggesties doen om dat plan te verbeteren?
A
voorstellen
B
wensen
C
oefeningen

Slide 10 - Quiz


Het verschil is klein, maar wel significant.
A
bekend
B
begrijpelijk
C
veelbetekenend

Slide 11 - Quiz


Bij dat boek hoort een supplement.
A
ontwerp
B
aanvulling
C
uitleg

Slide 12 - Quiz


Jodenhaat roept bij mij antipathie op.
A
afkeer
B
medelijden
C
nare herinneringen

Slide 13 - Quiz


In welke branche werk jij?
A
afdeling
B
bedrijfstak
C
winkel

Slide 14 - Quiz


Dat schip liep averij op.
A
wateroverlast
B
de bemanning kwam in opstand (bv. tegen slechte omstandigheden)
C
schade

Slide 15 - Quiz


Een mooie collectie schilderijen.
A
verzameling
B
vervalsing
C
veiling

Slide 16 - Quiz


Wat is de consequentie van die keuze?
A
de reden
B
de prijs
C
het gevolg

Slide 17 - Quiz


Met welke valuta ga je betalen?
A
pinpas
B
munteenheid
C
briefgeld

Slide 18 - Quiz


Het concept van die tekst is klaar.
A
uitwerking
B
ontwerp
C
drukproef

Slide 19 - Quiz


Het duplicaat mag je houden.
A
restant
B
origineel
C
afschrift

Slide 20 - Quiz


Wij vragen dispensatie aan.
A
schadevergoeding
B
ontheffing
C
vergunning

Slide 21 - Quiz