3H - De Brug Lezen

Welkom!
3 havo
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
3 havo

Slide 1 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Herhalen theorie 2hv (De Brug Lezen)
  • Bijbehorende opdrachten maken

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat hoofd- en bijzaken zijn.
  • Ik weet wat kernzinnen zijn.
  • Ik ken de tekstverbanden uit 2hv en de bijbehorende signaalwoorden.



Slide 4 - Slide

Huiswerk
Maandag 20 september: 
De Brug Lezen opdr. 1 + 2 (blz. 242 t/m 245) uit het boek!

Slide 5 - Slide

Herhaling De Brug Lezen
Hoofdzaken: de belangrijkste informatie uit de tekst. Vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding en slot van de tekst).
Bijzaken: de minder (of niet) belangrijke informatie uit de tekst.

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin. De kernzin is meestal de eerste of laatste zin van de alinea. 

Als je de tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een schema zetten of in een samenvatting.


Slide 6 - Slide

Herhaling De Brug Lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Die samenhang wordt een tekstverband genoemd. 

Er zijn verschillende tekstverbanden. 


Slide 7 - Slide

Herhaling De Brug Lezen
  • Opsommend verband: er wordt een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar genoemd. 
Zorg er ten eerste voor dat je een vast bedrag aan zakgeld krijgt. Spreek verder af hoe vaak je het geld krijgt. Spreek ook af wat je van het geld moet betalen.
           Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, (nog) verder, ten slotte                      Of te herkennen aan een dubbele punt(:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*).


  • Tegenstellend verband: geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn. Veel jongeren willen graag wat bijverdienen, maar er is dit jaar niet veel werk te vinden.
            Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant ...                  aan de andere kant.


Slide 8 - Slide

Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
chronologisch verband
Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
vroeger, later, nu eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data 
concluderend verband
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst. 
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van
oorzakelijk verband
Laat zien waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 9 - Slide

Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
samenvattend verband
Er wordt een verkorte weergave van informatie uit de teksten gegeven.
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
toelichtend verband
Er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou
vergelijkend verband
Laat een verschil of overeenkomst zien. 
in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals - ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enz. dan

Slide 10 - Slide


Ik weet het weer! Ik wil graag zelf oefenen.
Ik ben het een beetje kwijt. Ik wil graag nog samen oefenen.

Slide 11 - Poll

Aan de slag!
  • Ga verder met De Brug Lezen, opdr. 1 en 2 (blz. 242 t/m 245)

Klaar?
Kijk de antwoorden na.
Hierna kun je lezen uit je leesboek of starten met Nieuwsbegrip.

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Maandag 20 september: 
De Brug Lezen opdr. 1 + 2 af (blz. 242 t/m 245)

Slide 13 - Slide