Modalverben 4 Havo Kapitel 2

Doelen
In deze les bespreken we het werkschema;
we herhalen de Modalverben;
Je kunt ze vervoegen  in de tegenwoordige tijd.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doelen
In deze les bespreken we het werkschema;
we herhalen de Modalverben;
Je kunt ze vervoegen  in de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Modalverben in T.T.
Havo 4 Kapitel 2

Slide 2 - Slide

Modalverben

Slide 3 - Slide

Modalverben ? WTF?
Wat is het?
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat, in tegenstelling tot zelfstandige werkwoorden, een betekenis toevoegt aan een ander werkwoord en daardoor in principe niet zelfstandig voorkomt:
Ik dans
Ik kan dansen

Slide 4 - Slide

Verben: Modalverben (unregelmäßig)
wollen = willen
sollen = moeten (van iemand anders)
müssen = moeten (noodzaak)
dürfen = mogen (toestemming hebben)
können = kunnen
mögen = lekker/leuk etc. vinden
wissen = weten
möchten = zou graag willen (= Konjunktiv II van mögen)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Samenvatting
In de tegenwoordige tijd vallen 2 dingen op:
1. bij de ich, du en er/sie/es/man vorm verandert de klinker in de stam van het werkwoord.  --> können stam= könn --> ich kann
2. de ich en de er/sie/es/man vorm hebben geen uitgang --> ich kann NIET ich kanne

Slide 7 - Slide

Vul de juiste vormen in

Slide 8 - Slide

Ich ..... (können) heute nicht.
A
können
B
kannst
C
kann
D
kanne

Slide 9 - Quiz

(dürfen)....heute ins Kino?
A
Dürft
B
Darft
C
Dürfen
D
Darf

Slide 10 - Quiz

Aufgaben machen
Maak de opdrachten 8,9 en 10 op blz. 63

Slide 11 - Slide

Wir ...... (wollen) morgen nach Deutschland fahren.
A
wollt
B
willen
C
will
D
wollen

Slide 12 - Quiz

Peter .....(mögen) keine Erdbeeren.
A
magst
B
mög
C
mag
D
magt

Slide 13 - Quiz