Pv vt zwakke werkwoorden

Spelling: Werkwoorden
§8 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling: Werkwoorden
§8 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat werkwoorden zijn. 
  • Je weet wat zwakke en sterke werkwoorden zijn. 
  • Je weet wat de persoonsvorm is. 
  • Je weet hoe je de persoonsvorm verleden tijd in zwakke woorden spelt.

Slide 2 - Slide

2. Herhaling vorige les
  1.  Herhaling vorige les
  2. Uitleg nieuwe lesstof
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Nabespreken
  5. Les afsluiten

Slide 3 - Slide

Wat zijn werkwoorden?
A
Mensen, dieren en dingen
B
Persoonsvormen
C
Onderwerpen
D
Dingen die iets of iemand doet of overkomt.

Slide 4 - Quiz

Werkwoorden
Iets wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.  
Voorbeeld: dromen, kijken, praten, luisteren.

Slide 5 - Slide

Wat zijn zwakke werkwoorden?
A
Werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.
B
Werkwoorden die je kunt doen.
C
Werkwoorden die in de verleden tijd eindigen op -de(n) of -te(n).
D
Werkwoorden die je overkomen.

Slide 6 - Quiz

Wat zijn sterke werkwoorden?
A
Werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.
B
Werkwoorden die je kunt doen.
C
Werkwoorden die in de verleden tijd eindigen op -de(n) of -te(n).
D
Werkwoorden die je overkomen.

Slide 7 - Quiz

Sterke werkwoorden
veranderen van klank in de verleden tijd.

ik zing - ik zong
ik schrijf - ik schreef
ik drink - ik dronk
Zwakke werkwoorden 
krijgen -de(n) of -te(n) op het einde in de verleden tijd.

ik maak - ik maakte
ik fiets - ik fietste
ik reis - ik reisde

Slide 8 - Slide

Noem één voorbeeld van een sterk werkwoord.

Slide 9 - Mind map

Noem één voorbeeld van een zwak werkwoord.

Slide 10 - Mind map

3. Uitleg nieuwe lesstof
  1.  Herhaling vorige les
  2. Uitleg nieuwe lesstof
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Nabespreken
  5. Les afsluiten

Slide 11 - Slide

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

  • Veranderen niet van klank.
  • Achter de ik-vorm schrijf je -de(n) of -te(n).

Slide 12 - Slide

Wanneer schrijf je -de(n)?
Waneer schrijf je -te(n)?
  1. Controleer eerst of het gaat om een zwak werkwoord.
  2. Is het een zwak werkwoord? Probeer het woord langer te maken. Hoor je of je een d of t schrijft?
  3. Kom je er niet uit?                                                                                   Gebruik dan 't ex-fokschaap/ 't ex-kofschip.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Wat zijn zwakke werkwoorden?

Slide 16 - Slide

Waarom gebruiken we 
't ex-kofschip?

Slide 17 - Slide

Noem een voorbeeld van een  persoonsvorm in de verleden tijd dat een zwak werkwoord is.

Slide 18 - Slide

4. Zelfstandig aan de slag opdracht 1,2,4,5,7 blz. 254-255
  1.  Herhaling vorige les
  2. Uitleg nieuwe lesstof
  3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
  4. Nabespreken
  5. Les afsluiten

Slide 19 - Slide