This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H2
Atomen en ionen
Vandaag: herhalen/bespreken par. 2.1
Instructie par. 2.2
Slide 1 - Slide
Het element fluor heeft atoomnummer 9 en massagetal 19. De bouw van het atoom is dus
A
19 p, 10 n, 19 e
B
9 p, 10 n, 9 e
C
10 p, 9 n, 10 e
D
9 p, 19 n, 9 e
Slide 2 - Quiz
Bij wie past deze omschrij- ving van het atoommodel?
A
John Dalton
B
Ernest Rutherford
C
Niels Bohr
Slide 3 - Quiz
Een atoom heeft 2 protonen, 3 neutronen en 3 elektronen. Wat is de massa van het atoom?
A
-3 u
B
-1 u
C
5 u
D
7 u
Slide 4 - Quiz
Welke deeltjes binnen het atoom zorgen voor de massa?
A
De protonen
B
De neutronen
C
De elektronen
D
De protonen en neutronen samen
Slide 5 - Quiz
Hoeveel neutronen heeft een atoom met een massa van 31 u en een atoomnummer van 15
A
15
B
16
C
31
D
46
Slide 6 - Quiz
Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen
Slide 7 - Quiz
Geef de massagetallen van de drie koolstof isotopen.
A
6-6-6
B
6-7-8
C
12-13-14
D
18-19-20
Slide 8 - Quiz
In de natuur komen twee isotopen van koolstof voor: C-12 en C-13. Hiernaast zie je de kernen van beide isotopen. Hoe kan je deze twee vormen van koolstof van elkaar scheiden?
A
Met een chemische reactie want de isotopen reageren soms verschillend
B
Met een centrifuge want de isotopen verschillen in massa
C
Je kan ze niet scheiden.
Slide 9 - Quiz
Nu:
Nakijken huiswerkvragen:
5, 8, 9, 15, 16, 18 en 20
Bespreken indien nodig.
timer
10:00
Slide 10 - Slide
Atomen streven naar edelgasconfiguratie
Dit betekent dat ze evenveel elektronen in hun buitenste schil willen hebben als het dichtsbijzijnde edelgas.
Helium: 2 elektronen
Alle andere edelgassen: 8 elektronen
Slide 11 - Slide
Atoommodel niet-metaal
Niet-metaalatomen missen
elektronen in hun buitenste
schil (valentie-elektronen) om
te voldoen aan de edelgas-
configuratie.
Slide 12 - Slide
Atoommodel niet-metaal
Niet-metaalatomen missen
elektronen in hun buitenste
schil (valentie-elektronen) om
te voldoen aan de edelgas-
configuratie.
Slide 13 - Slide
Covalentie
Covalentie = aantal bindingen dat een aantal kan aangaan
= aantal elektronen dat een atoom nodig heeft om edelgasconfiguratie te krijgen
Atomen in dezelfde groep (kolom periodiek systeem) hebben dezelfde covalentie
Slide 14 - Slide
Welke lading hebben de ionen in NaCl
A
1+ en 1-
B
2+ en 1-
C
2- en 1+
D
2+ en 2-
Slide 15 - Quiz
Dit / deze deeltje(s) zitten in de kern van een atoom.
A
protonen, neutronen
B
elektronen, neutronen
C
protonen en elektronen
D
ionen
Slide 16 - Quiz
Bij het ijzer 3+ - ion is er sprake van:
A
een covalentie van 3+
B
een atoom van 3+
C
een elektrovalentie van 3+
D
een molecuul van 3+
Slide 17 - Quiz
Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen
Slide 18 - Quiz
Ijzer(II)oxide is opgebouwd uit:
A
B
C
D
Slide 19 - Quiz
In welke eenheid drukken we de massa van moleculen uit?
A
Atoomnummer
B
Relatieve atoommassa
C
Atomaire massa-eenheid
D
Protonenmassa
Slide 20 - Quiz
Een atoom heeft 2 protonen, 3 neutronen en 3 elektronen. Wat is de massa van het atoom?
A
-3 u
B
-1 u
C
5 u
D
7 u
Slide 21 - Quiz
Welke deeltjes binnen het atoom zorgen voor de massa?
A
De protonen
B
De neutronen
C
De elektronen
D
De protonen en neutronen samen
Slide 22 - Quiz
Hoeveel neutronen heeft een atoom met een massa van 31 u en een atoomnummer van 15
A
15
B
16
C
31
D
46
Slide 23 - Quiz
Natrium bestaat uit 11 protonen, 11 elektronen en 12 neutronen. Wat is de massa van 1 atoom natrium in kg?