DISK Thema 2 - Les 4

• Nederlands
• ISK

Eerst even lezen...

Wat gaan we doen?

• Deze week
• DISK Taak 2 en 3: Telefonisch een afspraak maken

• Woordenschrift: Zinnen maken
• LessonUp: Oefenen met de woorden

Deze week

• Dinsdag 1e en 2e uur: Kansrijk058 
• Donderdag 4e uur: Toets thema 2

Wat leer ik deze les?

• Aan het einde van de les kan ik telefonisch een   afspraak maken. 

Bellen

Mailen

Herhalen

Tips bij een telefoongesprek

• Oefen eerst wat je wilt zeggen.
• Zeg altijd eerst je voor- en achternaam.
• Spel je naam goed.
• Gebruik 'u'.
• Zeg duidelijk wat je wil.
• Sluit het gesprek goed af. 

Taak 2: opdracht 2

Taak 2: opdracht 2

Pauze

Taak 3: opdracht 1

Taak 3 Opdracht 3

Oefen het gesprek met de persoon naast je. 

Probeer niet op je laptop te kijken.

Nieuwe woorden leren

• Ga naar het woordenschrift in DISK.
• Schrijf de vertaling op de woordenlijst.
• Maak een zin met het woord.
• Klik onderaan op 'bewaar' als je klaar bent.

app2.diskmethode.nl

Waar zie je het woord
'uitleggen'?

1. 
2. 
3. 
4. 

Twee mensen praten. Zij hebben een ..........

1. uitleggen
2. spreken
3. gesprek
4. vertellen

De jongen praat over het boek.
Hij ...... over zijn boek.

1. vertelt
2. legt uit
3. gesprekt
4. kijkt

00:00-06:00

06:00-12:00

12:00-18:00

18:00-24:00/00:00

's middags

's avonds

's nachts

's ochtends

Ik moet ............. naar school en dan ga ik sporten.

1. achter
2. later
3. goed
4. eerst

De les begint om 8.30 uur, maar ik ben al om 8.15 uur op school.

Ik ben te ...... op school.

1. te vroeg
2. te laat

Maak een zin met het woord 'straks'.

Maak een zin met het woord 'al'.

De ...... is 30 september 2024.

1. telefoon
2. dokter
3. datum
4. brief

Wie is dit?

1. de dokter
2. de dochter

Waar zie je de dokter?

1. 
2. 
3. 
4. 

Waar zie je hier het werkwoord 'moeten'?

1. 
2. 
3. 
4. 

Vul het goed woord in.

Mijn docent wil een ...... voeren met mij.

1. te-laat-briefje
2. gesprek
3. afspraak
4. opdracht

Als ik naar school ga is het ......

1. ochtend
2. nacht
3. avond
4. middag

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ......

1. 's avonds
2. nooit
3. samen
4. regel

In de klas zit iedereen op zijn eigen ......

1. docent
2. fiets
3. ochtend
4. plaats

Wat is een regel in de klas?

Ik ga niet nu maar .................. naar de wc.

1. september
2. nooit
3. straks
4. gisteren

Gisteren was hij nog ziek. Nu is het weer ......

1. ziek
2. moe
3. slaperig
4. beter

Ik wil niet dat je mij helpt.
Ik doe het ......

1. samen
2. ik
3. met z'n tweeën
4. zelf

Van mijn ouders moet ik dokter worden.
Ik ...... voetballer worden.

1. moet
2. wil

Als je ziek bent ga je naar ......

1. de buren
2. de bakker
3. de docent
4. de dokter

We zijn om 14.20 uur klaar op school.
Het is dan ......

1. nacht
2. middag
3. ochtend
4. avond

Maak een zin met het woord:
's nachts

Zet de woorden in een goede zin.
moeten leren veel Jullie

Hoe noem je een taak die je krijgt?

30

1. een som
2. een plaats
3. een keer
4. een opdracht

Ik kom niet naar school vandaag.
Wat is de ......?

1. rest
2. reden
3. maand
4. regel

Als je iets niet makkelijk vindt, is het .......

1. sportief
2. moeilijk
3. lekker
4. heerlijk

Maak een zin met het woord:
komen

21

Je bent te laat op school.
Wat is een goede reden?

En de winnaar is...