NT2 6 februari, over groter dan / even groot als en over vaktaal

NT2  27 februari 2024
OVER TAAL 




Groter DAN - even groot ALS
vaktaal - homoniemen

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

NT2  27 februari 2024
OVER TAAL 




Groter DAN - even groot ALS
vaktaal - homoniemen

Slide 1 - Slide

Lesdoel 
Als je deze les hebt doorgewerkt:

- Kun je de woordjes 'als' en 'dan' op een goede manier gebruiken.
- weet je wat 'vaktaal' is en herken je homoniemen

Slide 2 - Slide

DAN of ALS
Kees is groter DAN Mark.
OF
Kees is groter ALS Mark.
???


Slide 3 - Slide

de regels 
'Dan' gebruik je altijd bij de vergrotende trap. 
- meer dan
- kleiner dan
- mooier dan
voorbeelden: 
Een iPhone is duurder dan een Nokia. 
De grote pauze is langer dan de kleine pauze.

Slide 4 - Slide

de regels 
'Als' gebruik je bij 'net zo' - 'even' of 'niet zo' 

voorbeelden:
Rekenen is net zo moeilijk als wiskunde
De nieuwe school is niet zo leuk als de onze. 
Ik vind mijn vader even lief als mijn moeder. 

Slide 5 - Slide

FILMPJE !!
Kijk naar het volgende filmpje voor de uitleg.

Let op, je krijgt ook een vraag tijdens het filmpje. 

Slide 6 - Slide

1

Slide 7 - Video

00:50
Dus we zeggen : GROTER
A
dan
B
als

Slide 8 - Quiz

Koen is even lang ... Ivo.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quiz

Jij bent even sterk ... ik.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quiz

Zij zijn slimmer ... wij.
A
dan
B
als

Slide 11 - Quiz

Jullie eten meer ... wij.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Evi heeft dezelfde schoenen ... Isa
A
dan
B
als

Slide 13 - Quiz

Vaktaal 
Elk vak en elk beroep heeft z'n eigen woorden. 

Slide 14 - Slide

de bakker
heeft het bijvoorbeeld over 
'chocoladewerk' 
'rijzen' 
of
'gisten' 

Slide 15 - Slide

de kapper
heeft het bijvoorbeeld over 
'stylen' 
'fohnen'
of
'watergolven' 

Slide 16 - Slide

de fietsenmaker

heeft het bijvoorbeeld over
'een naaf'
'een stang' 
of
'een frame' 

Slide 17 - Slide

Vaktaal
Taal die bij een bepaald vak hoort, heet vaktaal
Vaktaalwoorden kunnen een andere betekenis hebben dan dezelfde woorden in een gewone taal. 

Slide 18 - Slide

schaal
schaal 

vb. Leg de appels maar in de schaal. 
vb. De kaart heeft een schaal van 1:5000.

Slide 19 - Slide

homoniemen
Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben. 

Bijvoorbeeld 
bank (om op te zitten)
bank (als geldinstelling)

Slide 20 - Slide

kussen
kussen

vb. De jongen en het meisje kussen elkaar.
vb. 's Nachts lig ik op een zacht kussen.

Slide 21 - Slide

Maak 2 zinnen met het woord 'muis' waarin je 2 betekenissen van het woord laat zien.

Slide 22 - Open question

Maak 2 zinnen met het woord 'arm' waarin je 2 betekenissen van het woord laat zien.

Slide 23 - Open question

Maak 2 zinnen met het woord 'ster' waarin je 2 betekenissen van het woord laat zien.

Slide 24 - Open question

Maak 2 zinnen met het woord 'slang' waarin je 2 betekenissen van het woord laat zien.

Slide 25 - Open question

Maak 2 zinnen met het woord 'weg' waarin je 2 betekenissen van het woord laat zien.

Slide 26 - Open question

Maak 2 zinnen met het woord 'blad' waarin je 2 betekenissen van het woord laat zien.

Slide 27 - Open question

Maak 2 zinnen met het woord 'pad' waarin je 2 betekenissen van het woord laat zien.

Slide 28 - Open question



Goed gewerkt vandaag! 

Slide 29 - Slide