WK 38 VH1 - spelling en start fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

VH1 - Nederlands

Bijvoeglijk naamwoord

Mevrouw Giesen

Agenda 

• Leerdoelen
• Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
• Hoe spellen we het bijvoeglijk naamwoord?
• Quiz/Spel
• Zelfstandig werken
• De laatste vragen/Afsluiting
  

Leerdoelen

• Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
• Ik ken de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
• Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen.

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

• Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
• Geeft een eigenschap (kleur, materiaal etc.) aan.

Spellingregels

De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm (met een e): lekker en lekkere; zwak en zwakke; hoog en hoge.

Je zegt: De wind is zwak. Er staat een zwakke wind.

Lange vorm maken

1. Zet een e achter het woord: mooi → mooie; flink → flinke.
2. Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord: smal → smalle; knap → knappe.
3. Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord: groot → grote; puur → pure.
4. Verander een f in een v of een s in een zen zet een e achter het woord:  lief → lieve; wijs → wijze.
5. Combineer de derde en vierde manier:  gaaf → gave; zinloos → zinloze.

Lange vorm maken

1. Zet een e achter het woord: mooi → mooie; flink → flinke.
2. Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord: smal → smalle; knap → knappe.
3. Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord: groot → grote; puur → pure.
4. Verander een f in een v of een s in een zen zet een e achter het woord:  lief → lieve; wijs → wijze.
5. Combineer de derde en vierde manier:  gaaf → gave; zinloos → zinloze.

Uitzondering

Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema (twee puntjes boven een klinker): officieel → officiële; commercieel → commerciële. Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken.

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal (welke stof) iets is gemaakt. Ze hebben maar één vorm en eindigen meestal op en (een granieten vloer, een katoenen blouse), maar niet altijd (een plastic beker).

Oefenen in de les

Pak je schrift

Schrijf 20 dingen op die je ziet in het lokaal en gebruik hierbij een bijvoeglijk naamwoord. 

Bijvoorbeeld:

De houten deur

De zwarte sneakers

Zelfstandig aan de slag

Cursus 7 spelling, paragraaf 2 bijvoeglijk naamwoord, opdracht 1 t/m 7

Leerdoelen

• Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
• Ik ken de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
• Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen.

De laatste vragen

Spel de bijvoeglijke naamwoorden correct:

1. de armband is van goud - de ... armband

2. De beker is van plastic - de ... beker

VH1 - Nederlands

Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

VH1 - Nederlands

Mevrouw Giesen

Fictie opstart

Agenda

• Leerdoelen
• Wat is fictie?
• Verschil fictie en non-fictie
• 
  
• Afsluiting

Leerdoelen

• Ik weet wat fictie is.
• Ik weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.
• Ik weet bij fictie te beoordelen of iets realistisch is of juist niet.

Fictie

Dat zijn verhalen die de schrijver heeft verzonnen. Het doel van fictie is amuseren – de schrijver wil dat jij zijn verhaal met plezier leest, bijvoorbeeld omdat je het spannend, zielig of aangrijpend vindt. Daardoor kun je bijvoorbeeld even helemaal wegdromen bij een verhaal, aan het denken worden gezet of je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn.

Fictie

Als je in een verhaal leest over gebeurtenissen die in het echt helemaal niet kunnen plaatsvinden, heb je te maken met een fantasieverhaal. Denk aan Harry Potter. Maar de meeste verhalen zijn realistisch. De gebeurtenissen in die verhalen zouden dus echt kunnen plaatsvinden.

Fictie

Verzonnen

Realistisch of niet realistisch

Doel: amuseren

Non-fictie

Niet verzonnen 

Realistisch

Doel: kan elk doel hebben

Voorbeelden

Harry Potter en de steen der wijzen - J.K. Rowling

Achtste groepers huilen niet - Jacques Vriens

Het leven van een loser - Jeff Kinney

Spijt - Carry Slee

Opdracht - schrijven

Schrijf een kort verhaal:

Als het fictie is, moet het verzonnen zijn, bijvoorbeeld een kort sprookje of sciencefictionverhaal. Als het non-fictie is, moet het gebaseerd zijn op een echte gebeurtenis uit je eigen leven of een historische gebeurtenis.

Schrijf ongeveer 15 zinnen. 

Verhalen voorlezen

We lezen enkele verhalen voor. 

We gaan raden: fictie of non-fictie

Bij fictie: realistisch of juist niet?

Aan de slag

Ga naar de online omgeving van Nieuw Nederlands en start mte de weektaak

Cursus 7 spelling, paragraaf 2 bijvoeglijk naamwoord, opdracht 1 t/m 7

Cursus 3 fictie, paragraaf 1 fictie en non-fictie, opdracht 1 t/m 3

Leerdoelen

• Ik weet wat fictie is.
• Ik weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.
• Ik weet bij fictie te beoordelen of iets realistisch is of juist niet.

De laatste vragen

Is onderstaand fictie of non-fictie?

Uit de ruimteschepen komen

groene aliens gestapt die alleen 

maar spinazie eten.

VH1 - Nederlands

Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

VH1 - Nederlands

Mevrouw Giesen

Week 38 - les 3

speeddate met boeken

Agenda

• Leerdoelen
• Speeddate met je leesboek
• Zelfstandig werken
  
• Afsluiting

Leerdoelen

• Ik kan goed luisteren naar mijn klasgenoot.
• Ik kan samenvatten wat mijn klasgenoot heeft verteld.
• Ik kan inschatten of ik het leesboek van mijn klasgenoot interessant vind en zelf wil lezen.

Uitleg speeddate

Iedereen heeft een leesboek bij zich.

De docent heeft een speeddateschema gemaakt.

Je krijgt een invulformulier om de antwoorden op de vragen op te schrijven.

Speeddatevragen

• Waar gaat het boek over?
• Wie is de hoofdpersoon?
• Wat maakt het boek spannend?
• Waarom heb je dit boek gekozen?
• Zou je nog een boek van deze schrijver lezen?
• Raad je het boek aan? Waarom wel of niet?
•  Is het verhaal realistisch?

Aan de slag

Ga naar de online omgeving van Nieuw Nederlands via Magister

Open de geplande taken

Cursus 7 spelling, paragraaf 1 hoofdletters en leestekens

Opdracht 1 t/m 6

Leerdoelen

• Ik kan goed luisteren naar mijn klasgenoot.
• Ik kan samenvatten wat mijn klasgenoot heeft verteld.
• Ik kan inschatten of ik het leesboek van mijn klasgenoot interessant vind en zelf wil lezen.

De laatste vragen

Wat vond je van de boekenspeeddate?

Afsluiting

Bedankt voor jullie aandacht vandaag