This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 1
Herhaling
Slide 1 - Slide
Een artikel wordt 8% duurder en kost nu €25,-. Hoeveel was de oude prijs?
Antwoord met komma en zonder €
Slide 2 - Open question
Antwoord
Een artikel wordt 8% duurder en kost nu €25,-.
Hoeveel was de oude prijs?
€25,- = 108%
oud = 100%
Dus 25 : 108 x 100 = €23,15
Slide 3 - Slide
Op een dag vertrokken van Schiphol 147 KLM-vliegtuigen. Dat was 40,5% van alle toestellen. Hoeveel toestellen vertrokken die dag van Schiphol?
Slide 4 - Open question
Antwoord
Op een dag vertrokken van Schiphol 147 KLM-vliegtuigen. Dat was 40,5% van alle toestellen. Hoeveel toestellen vertrokken die dag van Schiphol?
147 = 40,5%
totaal = 100%
Dus 147 : 40,5 x 100 = 363 toestellen
Slide 5 - Slide
Het aantal leerlingen met een NG-profiel is in deze periode met 29,9% toegenomen. Hoeveel leerlingen hadden in 2017 een NG-profiel?
Slide 6 - Open question
Antwoord
100% + 29,9% = 129,9%
22100 * 1,299 = 28707,9 = 28700
of 22100 : 100 x 129,9 = 28707,9 = 28700
Slide 7 - Slide
Het aantal leerlingen met een EM-profiel nam in deze periode met 4,2% toe. Hoeveel leerlingen hadden dit profiel in 2012?
Slide 8 - Open question
Antwoord
2012 is 100%
100% + 4,2% = 104,2%
53200 : 1,042 = 51055,66... = 51100
of 53200 : 104,2 x 100 = 51055,66... = 51100
Slide 9 - Slide
Het aantal leerlingen met een CM-profiel nam met 3300 af. Dat is een afname van 19,4%.
Hoeveel CM-leerlingen waren er in 2017?
Slide 10 - Open question
Antwoord
3300 is 19,4%.
in 2017 is er 100% - 19,4% = 80,6% over
3300 : 19,4 = 170,1.. (dit is 1%)
170,1.. * 80,6 = 13710,3..
Er waren in 2017 13700 CM-leerlingen
Slide 11 - Slide
De laatste vraag had ook met een verhoudingstabel opgelost kunnen worden:
Slide 12 - Slide
Bereken hoeveel asielzoekers land A moet opnemen.
Slide 13 - Open question
Verhouding van de inwoneraantallen tussen de landen:
land A : land B : land C
27 : 26 : 37
Dat zijn 27 + 26 + 37 = 90 delen
dus
Land A moet 2232 asielzoekers opnemen.
907440⋅27=2232
Slide 14 - Slide
Olivia, Ina en Nathalie hebben 770 noten geraapt. Ze verdelen ze in de verhouding van hun leeftijden. Voor iedere 3 noten die Olivia kreeg, kreeg Ina er 4. Voor iedere 7 noten die Nathalie kreeg, kreeg Ina er 6. Hoeveel noten kreeg de jongste?
Slide 15 - Open question
Olivia, Ina en Nathalie hebben 770 noten geraapt. Ze verdelen ze in de verhouding van hun leeftijden. Voor iedere 3 noten die Olivia kreeg, kreeg Ina er 4. Voor iedere 7 noten die Nathalie kreeg, kreeg Ina er 6. Hoeveel noten kreeg de jongste?
O I N
3 : 4
6 : 7
18 : 24 : 28 = 70
770 : 70 = 11, Dus 18 X 11 = 198 noten
Slide 16 - Slide
Tijdens de Olympische Spelen in Tokio won Sifan Hassan de gouden medaille op de 10000 meter in een tijd van 29.55,32. Wat was haar gemiddelde snelheid in km per uur? Rond af op 1 decimaal.
Slide 17 - Open question
10000 meter in 29.55,32 betekent 10000 meter in 29 minuten en 55,32 seconden
Tijd in seconden: 29 x 60 + 55,32 = 1795,32
Snelheid in meter per seconde:
Snelheid in kilometer per uur:
km/uur
5,570...⋅3,6=20,052...≈20,1
1795,3210000=5,570...sm
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Open question
Antwoord wordt gevraagd in mm, dus handig om de gegevens eerst naar mm3 en mm2 om te zetten:
Oppervlakte --> 70 m2 = 70 x106 mm2
Inhoud --> 5 L = 5 dm3 = 5 x 10 6mm3
oppervlakte x hoogte = inhoud dus 70 x x hoogte = 5 x
--> hoogte (dikte verflaag) = inhoud/oppervlakte
dus dikte verflaag is 0,07 mm
km hm dam m dm cm mm
70⋅1065⋅106≈0,07
106
106
Slide 20 - Slide
Geef door interpoleren een schatting van het aantal verkochte vliegvakanties in 1999.
Slide 21 - Open question
Antwoord
In 4 jaar tijd 4955-4163= 792
in 1 jaar = 198
1999 is 3 jaar later,
dus
4163 + 3 x 198 = 4757 vliegvakanties in 1999.
4792
Slide 22 - Slide
Geef door extrapoleren een schatting van het aantal verkochte vliegvakanties in 2020.
Slide 23 - Open question
Antwoord
In 12 jaar tijd 5211 - 4955 = 256
in 1 jaar = 21,33...
2020 is 8 jaar later,
dus
5211 + 8 x 21,33... = 5382 vliegvakanties in 2020.
12256
Slide 24 - Slide
Herhalen hoofdstuk 2
Slide 25 - Slide
Van de patiënten in een ziekenhuis is de populatieproportie van het kenmerk 'de patiënt heeft bloedgroep A' gelijk aan 0,418. Het blijkt namelijk dat 627 patiënten bloedgroep A hebben. Bereken het aantal patiënten in het ziekenhuis.
Slide 26 - Open question
Populatieproportie:
Deel van de gehele populatie dat aan het kenmerk voldoet.
Steekproefproportie:
Deel van de steekproef dat aan het kenmerk voldoet.
Slide 27 - Slide
Hoeveel broers en zussen zijn er in totaal?
Slide 28 - Slide
Hoeveel broers en zussen zijn er in totaal?
Slide 29 - Open question
In welke klasse ligt de modus (modale klasse)?
A
25-<35
B
35-<45
C
45-<55
D
55-<65
Slide 30 - Quiz
Variabele leeftijd is ....
A
kwantitatief / discreet
B
kwalitatief / ordinaal
C
kwalitatief / nominaal
D
kwantitatief / continu
Slide 31 - Quiz
In welke klasse ligt de mediaan?
A
25-<35
B
35-<45
C
45-<55
D
55-<65
Slide 32 - Quiz
Antwoord
totale frequentie = 70
70 : 2 = 35,
dus 35e en 36e getal
En die ligt in de klasse
45-<55
Slide 33 - Slide
Wat is het gemiddelde? afronden op 1 decimaal
Slide 34 - Open question
Kan het gemiddelde gewicht 70 kg zijn? En waarom niet?
Slide 35 - Open question
Slide 36 - Slide
Bereken de standaardafwijking van rij B
Slide 37 - Open question
10 12 13 14 16
1. (10 + 12 + 13 + 14 + 16) / 5 = 13
2. Verschil met gemiddelde: 3 1 0 1 3
3. kwadraten bij elkaar optellen: 9 + 1 + 0 + 1 + 9 = 20
4. 20 / 5 = 4
5. = 2
√4
Slide 38 - Slide
spreidingsbreedte =
A
Grootste getal - kleinste getal
B
Q3-Q1
C
De standaardafwijking
D
Geen idee
Slide 39 - Quiz
Slide 40 - Slide
Hoeveel procent van de leerlingen krijgt meer dan €14 per maand?