De ik-vorm van lopen is
loop.
De ik-vorm van antwoorden is antwoord.
De ik-vorm van sparen is spaar.
ik loop - ik antwoord - ik spaar
loop jij? - antwoord jij? - spaar jij?
jij loopt - jij antwoordt - jij spaart
hij loopt - hij antwoordt - hij spaart
loopt hij? - antwoordt hij? - spaart hij?