Grenzen zijn er om je te beschermen. In de middeleeuwen bouwde men
burchten met slotgrachten errond. Die beschermden de gebouwen binnenin. In de grote dikke buitenmuur waar bijna niemand doorheen geraakte, zaten kleine ramen waarachter altijd soldaten op wacht stonden.Ze keken in de verte of er soldaten of indringers te bespeuren waren. Zo
beschermden ze de gebouwen.
Rond elke grote stad stonden vroeger ook hoge stadsmuren. Zo kon men
tol (geld) aan reizigers vragen. Hoe veiliger het werd, hoe minder de
(zichtbare) grenzen nodig waren. Vandaag kun je nog altijd burchten of
stukken van oude stadsmuren bezichtigen.
Wanneer twee landen ruzie hebben, gebeurt het ook weleens dat ze een
muur optrekken. Dan is het gevaarlijk om de grens over te steken. Denk
maar aan de Berlijnse Muur die Oost- en West-Berlijn van elkaar scheidde
(1965-1989).
Wij beschermen onze eigendommen ook tegen anderen en laten vaak
duidelijk zien waar de grens is. Niet iedereen is altijd welkom.