1.1 antropologie kenvermogens

• Filosofie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

jezelf losmaken van directe impulsen en driften en een beschouwend perspectief innemen.

naast geluiden ook gebruik maken van tekens om elkaar iets duidelijk te maken.

in gedachten een bepaald afstandsperspectief innemen, waarin je jezelf, de ruimte en dat wat er gebeurt, voor je ziet.

het logisch nadenken om zaken af te wegen en keuzes te maken. Daarnaast verklaringen bedenken voor verschijnselen.

het ervaren van een 'jezelf zijn' en daarnaast dit 'zelf' ook kunnen plaatsen ten opzichte van anderen en dingen in de buitenwereld.

de ruimte die er in je denken is om je van meerdere zaken tegelijk bewust te zijn.

Voorbeeld: In een hockeywedstrijd ga je op in een actie door iemand uit te spelen maar tegelijk weet je al wat de volgende zetten kunnen zijn.

Voorbeeld: Als je WIDM kijkt ben je meestal al overtuigd van wie de mol is maar toch houd je je ogen open voor eventuele andere mollen.

Voorbeeld: je geliefde overlijdt; eerst moet er een uitvaart geregeld worden. Daarna ga je nadenken waarom zoiets nou kan gebeuren. Waarom is jouw geliefde dood gegaan?

voorbeeld: het wakker worden uit een halfslaap. Droomde ik dit nu of is het echt aan het gebeuren?

Voorbeeld: hoe kunnen wij nou weten wat de Egyptenaren bedoelden met de hiërogliefen?

Voorbeeld: Ik rijd s'nachts over een uitgestorven snelweg. Het lijkt alsof jij de enige mens op de wereld bent die in een auto aan het rijden is.

Er staat een hakenkruis op het bord.. Of is het een swastika?