KD Spaans 004a

KD Spaans 004a
les 1:   50 woorden; begroeten en afscheid nemen

les 2:   kennis maken; enkelvoud en meervoud

les 3:   persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden vervoegen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

KD Spaans 004a
les 1:   50 woorden; begroeten en afscheid nemen

les 2:   kennis maken; enkelvoud en meervoud

les 3:   persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden vervoegen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

mannelijk

un amigo
unos amigos

el amigo
los amigos

vriend/vrienden
vrouwelijk

una amiga 
unas amigas 

la amiga
las amigas 

vriendin/vriendinnen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden vervoegen
Vandaag gaan we verder met persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden vervoegen. 

Heb je het spiekbriefje bij je dat je vorige week gemaakt hebt. 
Je kunt het spiekbriefje gebruiken totdat je het niet meer nodig hebt. 
Als je veel oefent, heb je het na een tijdje niet meer nodig. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


yo 
tú 
él/ella/usted
nosotros/nosotras
vosotros/vosotras
ellos/ellas/ustedes

ik 
jij 
hij/zij/u
wij 
jullie 
zij/u

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

SER (= zijn)
soy
eres
es
somos
sois
son
TENER (= hebben)
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 5 - Slide

Je gebruikt de persoonlijke voornaamwoorden meestal niet, maar je moet ze wel kennen. 
Je moet weten bij welke persoon de werkwoorden horen. 
De volgorde in dit soort rijtjes is altijd hetzelfde. 
Dus zorg dat je de persoonlijke voornaamwoorden in de goede volgorde leert. 
hij is
A
yo soy
B
tú eres
C
él es
D
ella es

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

wij zijn
A
usted es
B
nosotros somos
C
vosotros sois
D
ellos son

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

ik ben
A
soy
B
eres
C
es
D
somos

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

jullie zijn
A
es
B
somos
C
sois
D
son

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

wij zijn studenten
A
soy estudiante
B
eres estudiante
C
es estudiante
D
somos estudiantes

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

zijn zijn leraren
A
eres profesor
B
es profesor
C
sois profesores
D
son profesores

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

ik ben geen leraar
A
no soy profesor
B
no eres profesor
C
no es profesor
D
no somos profesores

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

ik heb
A
yo soy
B
yo tengo
C
yo trabajo
D
yo estudio

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

zij heeft
A
tú tienes
B
él tiene
C
ella tiene
D
usted tiene

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

zij hebben
A
usted tiene
B
nosotros tenemos
C
vosotros tenéis
D
ellos tienen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

ik heb geen geld
A
no tengo dinero
B
no tienes dinero
C
no tiene dinero
D
no tenemos dinero

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

ik ben 17 jaar
A
soy 17 años
B
tengo 17 años
C
somos 17 años
D
tenemos 17 años

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

SER (= zijn)
soy
eres
es
somos
sois
son
TENER (= hebben)
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 18 - Slide

Uit het hoofd leren. 
Begin er zo snel mogelijk mee.