V4 - Les 3 - presentarse + lugar + estar

1 / 30
next
Slide 1: Video
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

La clase de español V4

Objetivo:
Al final de la clase has escrito la introducción de tu presentación
y sabes cuándo tienes que usar SER, ESTAR y HAY en tu presentación

Slide 2 - Slide

La clase anterior - habla con tu compañero en hoalndés.
  1. ¿Con quién vas a hacer la presentación?
  2. ¿Qué fiesta vais a presentar?
  3. Nombra 3 fiestas tradicionales españolas.
  4. ¿Has terminado tu información sobre tu fiesta?
  5. ¿Qué no puedes hacer en hacer la presentación?
  6. ¿Qué tienes que hacer en la presentación?

timer
2:00

Slide 3 - Slide

La preparación para hoy

meenemen laptop, reader, schrift voor alleen Spaans, pen.
Leer uit de bijlage de perfecto.
Leer de woordenlijst voor de presentatie ned-spa blz 15 en 16 de woordjes vanaf localización t/m woordje 42 van blz 16).
Zorg ervoor dat je alle informatie in het Nederlands hebt over je feest (je hebt dat infoblaadje bij mij ingeleverd, maar heb je het ook af?)



Slide 4 - Slide

Repaso de los deberes

PEPE


timer
10:00

Slide 5 - Slide

Las respuestas
A. 
1. he escrito
2. hemos hablado
3. han vuelto
4. habéis hecho
5. has dicho
6. ha muerto

B. 
1. hoy, esta semana, todavía no, ya, alguna vez, nunca siempre
Vertaling: 
vandaag, deze week, nog niet, al, wel eens, nooit, altijd
C.
  1. Het evenement
  2. Het zuiden
  3. dichtbij
  4. De optocht
  5. Dronken worden

D
  1. El aniversario
  2. disfrutar
  3. Het feest
  4. Celebrar¬¬
  5. El espectáculo

Slide 6 - Slide

Aan het eind van de les . . .
. . . heb je de inleiding van je presentatie geschreven

. . . weet je hoe je de werkwoorden SER, ESTAR en HAY in je 
presentatie kan gebruiken

Slide 7 - Slide

Je krijgt een hlz blad.
Daar schrijf je naam op.
Dit blad blijft op school.
Hierop ga je de tekst van vandaag inschrijven.

Slide 8 - Slide

Tekst presentatie in Nederlands
Introductie(slide 1)
  1. Heet de klas welkom en stel je zelf voor, 
  2. Vertel in welke klas je zit
  3. Welk feest ga je presenteren?
  4. Waar wordt dit feest gevierd?
  5. Wanneer wordt het feest gevierd?
  6. Wat wordt er gevierd? (bijvoorbeeld de geboorte van Jezus).
  7. Waarom waren jullie bij het feest?
SE CELEBRA = WORDT GEVIERD

timer
5:00
Schrijf in het Nederlands korte zinnen en bedenk van te voren of je die naar het Spaans zou kunnen vertalen.

Slide 9 - Slide

Texto presentación
Introducción (slide 1)
  1. Bienvenido y presentarse: nombre, edad
  2. ¿En qué curso estás?
  3. ¿Qué fiesta vas a presentar?
  4. ¿Dónde se celebra la fiesta?
  5. ¿Cuándo se celebra la fiesta?
  6. ¿Qué se celebra en la fiesta? (p.e. el nacimiento de Jesús)
  7. ¿Porqué estabáis en la fiesta?

SE CELEBRA = WORDT GEVIERD

timer
11:00

Slide 10 - Slide

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op uitspraak


Slide 11 - Slide

Jullie feedback op de uitspraak

Slide 12 - Mind map

Usa ahora tu portátil y entra en lessonup.

Slide 13 - Slide

¿SER o ESTAR o HAY?
En dúos
Escribe todo lo que sabes en tu cuaderno: Forma y uso.

timer
3:00

Slide 14 - Slide

¿SER o ESTAR o HAY?
Después del señal, puedes buscar más info en tu portátil. También puedes ver vídeos. 
----
Laat je aantekeningen zien aan je docent en als ze goedgekeurd zijn ga je zelfstandig slides 16 t/m 22 maken.
Als je daar mee klaar bent, ga je verder met slide 23 (schrijven over de plek van het feest).
timer
3:00

Slide 15 - Slide

SER
ESTAR
Valencia is een mooie stad
Madrid is de hoofdstad van Spanje
Sevilla ligt in het zuiden van Spanje
Barcelona is een havenstad
Spanje ligt in het zuiden van Europa
Het eten is heerlijk

Slide 16 - Drag question


Valencia . . . . . al sur de Barcelona.
A
hay
B
está
C
es

Slide 17 - Quiz


Buñol . . . . . un pueblo.
A
hay
B
está
C
es

Slide 18 - Quiz

En Barcelona siempre . . . . muchos turistas
A
hay
B
está
C
es

Slide 19 - Quiz

Sevilla . . . . en el sur de España
A
hay
B
está
C
es

Slide 20 - Quiz

. . . . muchas bicicletas en Holanda.
A
hay
B
está
C
es

Slide 21 - Quiz


La Tomatina ........ una fiesta muy divertida
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 22 - Quiz

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal?

Slide 23 - Slide

Slide 2: Waar wordt het gevierd?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


timer
5:00

Slide 24 - Slide

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 26 - Slide

Jullie feedback op gebruik van
ser, estar en hay

Slide 27 - Mind map

¿Cómo has trabajado en esta clase?
¿Por qué?
A
muy bien
B
bien
C
regular
D
mal

Slide 28 - Quiz

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 29 - Open question

La preparación para el lunes
Overnemen woordjes leesteksten achterin je schrift.
Leren woordjes van tekst Perú  spa-ned
Mk en schrijf woorden die je opzoekt en markeer in tekst waar het antwoord staat tekst 3 af van je reader
Leerlingen met havoteksten nemen deze mee en mk tekst 2  ook  markeren  en  woorden  opschrijven bij je tekst.

Slide 30 - Slide