2.4 Ionbinding GRT

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welkom 4 Havo!

- ... je scheikunde boek + BINAS op tafel te leggen. 

          2.2 Ionbinding

Leerdoelen van deze les

Zouten

• Worden gevormd doordat een metaalatoom elektron(en) weggeeft aan een niet-metaalatoom.
  
• Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.
• Metaalatomen vormen positieve ionen (te weinig e-),       niet-metaalatomen vormen negatieve ionen (te veel e-).

Structuur van zouten

Ionbinding

Ionrooster

Ionbinding

Een zout bestaat uit positieve en negatieve ionen. Deze ionen samen vormen een ionrooster. De bindingen tussen de ionen heten ionbindingen. Een ionbinding is een zeer sterke binding.

Ionbinding

• Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.
• Zeer sterke binding

Natriumchloride (NaCl)

• Metaal-ion = natrium. Staat 1 elektron af, wordt Na⁺.
• Niet-metaal ion = chloor. Neemt 1 elektron op, wordt Cl^-.
• Namen: natrium-ion en chloride-ion
• Zout heet natriumchloride, NaCl.
• Formule van een zout noem je de                     verhoudingsformule (niet molecuulformule!). 

Lading van ionen

• Alkalimetalen: 1+ 
• Halogenen: 1- 

Wat wordt de lading van de aardalkalimetalen?

En wat wordt de lading van de groep van zuurstof? 

Het periodiek systeem

Alkalimetalen

Aardalkalimetalen

Halogenen

Edelgassen

Schrijf in je schrift en geef antwoord op de vragen.

1. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft een calium-ion (Ca²⁺⁾ ion met massagetal 40? 
2. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft een chloride-ion (Cl^-) met een massa van 35?

Check je antwoorden:

Ca2+: 20 protonen, 20 neutronen, 18 elektronen 

Want de lading is 2+, dus er moeten 2 elektronen zijn weg gegaan.

Cl-: protonen: 17 protonen, 18 neutronen, 18 protonen

Want de lading is 1-, dus er moet 1 elektron bijgekomen zijn.

Maak een keuze...

- Je mag meedoen met de LessonUp --> dan pak je je iPad erbij en log je in bij LessonUp .

(open geen andere programma's op je iPad, want dan lig je uit LessonUp)

OF

- Je mag aan de slag met de opdrachten van 2.4 (p. 110-115)

Beide opties voer je alleen uit, zonder overleg.

Geef de naam van de binding die tussen ionen voorkomt.

1. Ionbinding
2. Dipool-ionbinding
3. Dipool-dipoolbinding
4. Datieve binding

Welk deeltje heeft een ionbinding?

1. F2
2. NaCl
3. Fe
4. Fe + Cr

Bij deze stof is er in de vaste fase sprake van...

1. metaalbindingen en ionbindingen
2. atoombindingen en molecuulbindingen
3. ionbindingen en atoombindingen
4. ionbindingen

Een ionbinding

1. is minder sterk dan een Vanderwaals binding.
2. komt alleen voor bij zouten.
3. bestaat ook als het zout is opgelost in water.
4. komt voor bij alle stoffen op aarde.

Welke binding wordt verbroken bij het ontleden van een zout?

1. Atoombinding
2. Ionbinding
3. Metaalbinding

Welk(e) van de onderstaande stof(fen) bevat(ten) ionbinding(en)

1. Ne
2. K​2​​O
3. SnCu
4. CH​4​​

De ionbinding ontstaat tussen een positief- en negatief-ion

1. Onjuist
2. Juist

Aan de slag!

Maak 2.4 Ionbinding opdr. 1 t/m 15 (p. 110-115)

Dinsdag 5 december: Formatieve Toets H2

Leer aub goed! Hoe?

--> Maak Test Jezelf online

--> Check Jezelf met de Leerdoelen (aan het begin van elke pagina)