BvJ 2b HV - Thema 5 herhaling Erfelijkheid en evolutie

5: Erfelijkheid en evolutie
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

5: Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Slide

Herhaling over:
  • Ongeslachtelijke voortplanting
  • Geslachtelijke voortplanting
  • Gameten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Waar of niet waar?
Het genotype komt tot stand op het moment van bevruchting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Waar of niet waar?
Gekloonde dieren hebben hetzelfde genotype.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Nico: ‘Chromosomen bevatten veel genen.’
Thea: ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’
Wie heeft/hebben gelijk?
A
Nico
B
Thea
C
Geen van beiden
D
Beiden

Slide 6 - Quiz

Welke van de codes toont een stukje DNA?
A
ABCDBDCA
B
CAEFEAFC
C
GACTATGC
D
TACDDTAC

Slide 7 - Quiz

In welke cellen bevindt zich het gen voor jouw haarkleur?
A
Alleen in de haren
B
Alleen in de lichaamscellen
C
Alleen in de geslachtscellen
D
In de lichaam- en geslachtscellen

Slide 8 - Quiz

Bij een jong kind verandert de haarkleur van blond naar bruin. Wat is er verandert?
A
Het fenotype
B
Het genotype
C
Het fenotype en het genotype

Slide 9 - Quiz

Herhaling over:
  • Ongeslachtelijke voortplanting.
  • Geslachtelijke voortplanting.
  • Gameten. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Waar of niet waar?
Een menselijke eicel bevat 23 chromosomen.,
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

In welk orgaan van een draagkoe moet een klompje cellen worden ingebracht, om
uit te kunnen groeien tot een kalf?
A
De baarmoeder
B
De eierstok
C
De eileider
D
De vagina

Slide 13 - Quiz

Zie je links een 1-eiige of 2-eiige tweeling zien?
A
1-eiig
B
2-eiig

Slide 14 - Quiz

Herhaling over:
  • Dominant vs. recessief
  • Homozygoot vs. heterozygoot.
  • (Monohybride) kruisingen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

De ziekte van Von Willebrand is recessief. Welk genotype heeft een patiënt met deze ziekte?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 17 - Quiz

Maartje heeft de ziekte van Von Willebrand. Haar ouders niet. Wat kan jij nu over de ouders zeggen?
A
1 ouder is homozygoot en de ander heterozygoot.
B
Beide ouders zijn heterozygoot
C
Beide ouders zijn homozygoot,

Slide 18 - Quiz

Ik kruis mijn bonte kanarie (Aa) x een wildkleur kanarie (aa). Wat is de kans dat een nakomeling de wildkleur heeft? ...%

Slide 19 - Open question

Het volgende seizoen kruis ik mijn bonte kanarie (Aa) x een bonte kanarie (Aa). Wat is de kans dat een nakomeling de wildkleur heeft? ...%

Slide 20 - Open question

Herhaling over:
  • Mutaties
  • Natuurlijke selectie
  • Soortvorming

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Waar of niet waar?
Kleinere ratten krijgen meer nakomelingen. Dit is natuurlijke selectie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Op een afgelegen eiland zijn meer unieke soorten dan op een eiland met land in de buurt. Dit komt door...
A
Isolatie
B
Mutatie
C
Natuurlijke selectie

Slide 25 - Quiz

Herhaling over:
  • Evolutie
  • Argumenten evolutie
  • Verwantschap

  • Bestudeer zelf:
  • Geschiedenis van het leven op aarde

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Wie heeft de meeste kans om een fossiel te worden?
A
Een huisjesslak
B
Een naaktslak
C
Een rups

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Examenvraag:
Wie zijn het minst verwant?
A
Baleinwalvis - giraffen
B
Zwijnen - baleinwalvissen

Slide 31 - Quiz

Examenvraag:
Wie zijn het meest verwant?
A
Dwergherten - zwijnen
B
Giraffen - dwergherten

Slide 32 - Quiz

Examenvraag: Welke groep zoogdieren is het meest verwant aan de walvissen?

Slide 33 - Open question

Herhaling over:
  • Genetische modificatie
  • Klonen
  • DNA-testen

  • Bestudeer zelf:
  • Erfelijkheidsonderzoek

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Wetenschappers geven een koe genen voor extra melkeiwitten. Dit is genetische modificatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Celkerntransplantatie is het plaatsen van een eicelkern van de donor in de eicelkern van de ontvanger.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

KlAAR!!!

Slide 38 - Slide