Ook zijn er verschillende soort prijszetting bij de marktvormen. Dit heeft te maken met de concurrentie en de markt.
Per marktvorm bespreek ik welke manier ze hebben en waarom.
Later in het hoofdstuk komen wij hier nog een keer op terug omdat ze dan kennis hebben over vraag en aanbod en dit meer kunnen verklaren.
Slide 6 - Slide
Omdat ze al veel kennis hebben over dit onderwerp, wil ik niet te vee uitleggen en daarom gaan we nog wat oefenen met vragen.
Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van heterogene producten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Waar
Bij monopolistische concurrentie gaat het om heterogenen producenten, anders is het een volkomen concurrentie.
Denk aan kleding. Het is allemaal kleding, maar elke winkel verkoopt net ander soort kleding.
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie
Slide 8 - Quiz
Als je een scooter wilt rijden heb je een rijbewijs nodig, hiervoor moet je examen doen bij het cbr. Welke marktvorm is het cbr
Monopolie, want je kan het nergens anders doen
Zet de verschillende marktvormen op volgorde van weinig naar veel concurrentie. (boven is het minste concurrentie, onder aan is het meeste concurrentie)
Monopolie
Oligopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Slide 9 - Drag question
Monopolie --> is maar 1 aanbieder Oligopolie --> enkele aanbieders die met elkaar kunnen concurreren. het zijn er dus maar een paar.
Monopolistische concurrentie --> Er zijn veel aanbieders, dus ook veel concurrentie. Maar doordat het heterogene producten zijn, onderscheiden ze zich
Volkomen concurrentie --> Er zijn veel aanbieders met precies hetzelfde product. Er wordt veel geconcurreerd, zeker omdat het precies hetzelfde is en dus een op een vergelijken kan worden.
Een monopolie kijkt bij zijn concurrenten naar de prijs en bepaald hierna zijn eigen prijs
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Niet waar
Monopolie is alleen in de markt, want er is maar een aanbieder. Hij is dus de prijszetter.
Hoe goed ken jij de marktvormen
😒🙁😐🙂😃
Slide 11 - Poll
De leerlingen vullen dit voor zichzelf in om te bepalen hoe goed ze dit onderwerp beheersen.
De namen komen niet op het bord, als docent kan je wel zien wat het meeste gegeven wordt als antwoord.
Aan de slag!!
Ga aan de slag met de opdrachten van 3.3 (blz. 78 t/m 81)
Slide 12 - Slide
De leerlingen kunnen aan de slag met de opdrachten in het boek om verder te oefenen