Oefenen met marktvormen

Homogene producten
Consumenten zien de producten van de verschillende aanbieders als hetzelfde.
1 / 45
next
Slide 1: Slide
MarketingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Homogene producten
Consumenten zien de producten van de verschillende aanbieders als hetzelfde.

Slide 1 - Slide

Heterogene producten
Als de consument vindt dat er verschil is tussen de producten van de verschillende aanbieders.

Slide 2 - Slide

Marktvorm
Een marktvorm is het geheel van omstandigheden waaronder ondernemingen met elkaar concurreren.

4 Marktvormen:
  1. Monopolie
  2. Oligopolie
  3. Monopolistische concurrentie
  4. Volkomen concurrentie (=volledige mededinging)

Slide 3 - Slide

Monopolie
  • Monos = 1 / polein = verkopen
  • Eén aanbieder
  • Veel vragers
  • Homogeen product

Voorbeeld:
De Nederlandse bank (bankbiljetten), overheid (paspoorten) 

Slide 4 - Slide

Oligopolie
  • Weinig aanbieders en veel vragers  
  • Heterogene goederen → producenten moeten met elkaar concurreren 
  • Homogene goederen → klanten letten vooral op de prijs (er kan een prijzenoorlog ontstaan) 
  • Specialistische kennis nodig

Slide 5 - Slide

Monopolistische concurrentie
  • Veel aanbieders  
  • Producten lijken op elkaar, maar elke aanbieder is uniek
  • Voor de klant is er een verschil wie levert of wat het merk/soort is (heterogeen goed
  • Komt veel voor

Voorbeeld: kledingbranche

Slide 6 - Slide

Volkomen concurrentie
  • Veel aanbieders en veel vragers 
  • Prijs wordt bepaald door vraag en aanbod (aanbieder is prijsnemer)
  • Het maakt de vragers niet uit wie levert (homogeen goed)

Voorbeelden: aandelenmarkt, bloemenveiling

Slide 7 - Slide

Monopolie
Oligopolie
Volkomen concurrentie

Monopolistische concurrentie

Slide 8 - Drag question

Kraanwater
Heterogeen product
Homogeen product
Bier
Docenten
Blauwe pennen
Diesel
Droge worst

Slide 9 - Drag question

Wat voor een marktvorm vormen de
terrasjes in Rotterdam?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 10 - Quiz

Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Heterogeen product
Homogeen product
Voorbeeld:
zout
Voorbeeld:
smartphones

Slide 11 - Drag question

Bij monopolistische concurrentie is er altijd sprake van heterogene producten.


A
juist.
B
onjuist.

Slide 12 - Quiz

Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.







Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internetproviders
Prorail
Microsoft
Onderwijs

Slide 13 - Drag question

Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Oligopolie
Monopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie

Slide 14 - Drag question

Op welke markt waar vraag en aanbod samenkomt (marktvorm) zit het bedrijf Apple in?
A
Monopolie
B
Volkomen concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Welk product is homogeen?
A
Kaas
B
Bier
C
Wijn
D
Graan

Slide 17 - Quiz

Abstracte markt
Concrete markt

Slide 18 - Drag question

Markt (letterlijk = concreet)
Geheel van vraag en aanbod
Markt (figuurlijk = abstract)
Geheel van vraag en aanbod

Slide 19 - Slide

Abstracte markt
Concrete markt

Slide 20 - Drag question

Welk product is heterogeen?
(let op: meerdere antwoorden mogelijk)
A
Een Mars
B
Een brood
C
Een flesje frisdrank
D
Aardappelen

Slide 21 - Quiz

Wat is een kenmerk van een monopolie ?
(let op: meerdere antwoorden mogelijk)
A
Veel aanbieders
B
Heterogeen product
C
Eén aanbieder
D
Onderscheidend

Slide 22 - Quiz

Welke van de volgende antwoorden is geen eigenschap van de marktvorm volkomen concurrentie?
A
Veel aanbieders en veel vragers
B
Heterogeen product
C
Transparante markt
D
Vrije toe- en uittreding

Slide 23 - Quiz

Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Weinig aanbieders
Veel aanbieders
Heterogene goederen
Homogene goederen
Vaak ontstaat een prijzenoorlog
kartelvorming

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Marktvormen
aantal aanbieders
Veel
Weinig
Eén
homogene goederen
heterogene goederen
Sleep het juiste antwoord op de juiste plek in de tabel 
Monopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie
Oligopolie

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Slide

Aantal aanbieders
Aantal vragers
Aard van het product
Marktvorm
Voorbeeld
veel
veel
homogeen
volkomen concurrentie
aandelenmarkt
valutamarkt
veel
veel
heterogeen
monopolistische concurrentie
horeca
kledingzaken
weinig
veel
beide
oligopolie
supermarkten
1
veel
homogeen
monopolie
Prorail
Kenmerken van een marktvorm

Slide 31 - Slide

De maximale winst
is € ....
A
125
B
400
C
625
D
1250

Slide 32 - Quiz

welke marktvorm?
A
Volledige mededinging
B
monopolistische concurrentie
C
oligopolie
D
monopolie

Slide 33 - Quiz

maximale omzet als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK

Slide 34 - Quiz

Maximale winst is bij een hoeveelheid van
A
60
B
40
C
50
D
90

Slide 35 - Quiz

Bij break-even is
A
Qv gelijk aan Qa
B
TO gelijk aan TK

Slide 36 - Quiz

Deze aanbieder heeft maximale omzet bij
A
6 producten
B
15 producten
C
18 producten
D
30 producten

Slide 37 - Quiz

Na het heffen van de belasting wordt het surplus van de...
A
consument groter + producent groter
B
consument kleiner+ producent groter
C
consument kleiner + producent kleiner
D
consument groter + producent kleiner

Slide 38 - Quiz

Wat is de prijs
bij maximale winst.
A
65
B
35
C
30
D
50

Slide 39 - Quiz

de prijselasticiteit van de vraag naar auto's is
A
elastisch
B
inelastisch

Slide 40 - Quiz

Welke kleur is het producenten surplus?
A
Oranje
B
Groen

Slide 41 - Quiz

De aanbieder op de marktvorm monopolie ...
A
is volledig vrij in het bepalen van de prijs
B
biedt een heterogeen product aan
C
is een hoeveelheids-aanpasser
D
is een prijszetter

Slide 42 - Quiz

De formule van prijselasticiteit
A
prijs : vraag
B
% verandering van de prijs : % verandering van de vraag
C
vraag : prijs
D
% verandering van de vraag : % verandering van de prijs

Slide 43 - Quiz

Prijselasticiteit is:
A
Hoe de gevraagde aanbod van een product reageert op een aanpassing van een ander product
B
Hoe de gevraagde hoeveelheid van een product reageert op een verandering in de prijs van hetzelfde product

Slide 44 - Quiz

negatieve externe effecten zitten in de prijs van een product
A
juist
B
onjuist

Slide 45 - Quiz