week 38 EXTRA Woordbenoemen - differentiatie

keuzebord woordbenoemen:
Kies de kleur van de onderdelen waarmee je wilt oefenen:

lw / znw / bnw
Bestudeer de dia's met een paarse stip als je meer wilt oefenen met het lidwoord, het zelfstandig naamwoord of het bijvoeglijk naamwoord.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
voorzetsels
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met voorzetsels.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
pers.vnw / bez. vnw
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
werkwoorden
Bestudeer de dia's met een oranje stip als je meer wilt oefenen met werkwoorden.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

keuzebord woordbenoemen:
Kies de kleur van de onderdelen waarmee je wilt oefenen:

lw / znw / bnw
Bestudeer de dia's met een paarse stip als je meer wilt oefenen met het lidwoord, het zelfstandig naamwoord of het bijvoeglijk naamwoord.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
voorzetsels
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met voorzetsels.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
pers.vnw / bez. vnw
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
werkwoorden
Bestudeer de dia's met een oranje stip als je meer wilt oefenen met werkwoorden.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.

Slide 1 - Slide

woordsoorten
 Na deze les ken je:
- het lidwoord
- het zelfstandig naamwoord
- het bijvoegelijk naamwoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Lidwoord
  • de
  • het
  • een
    horen altijd bij een zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Slide

Zelfstandig naamwoord
  • Alle woorden waar je 'de', 'het' of 'een' voor kunt zetten
  • MeDiPlaDiNa: Mensen, dieren, planten, dingen, namen
  • Je kunt er meestal een meervoud of een verkleinwoord van maken

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
• Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
• Het staat meestal voor het zelfstandig naamwoord
• Het blauwe tasje: blauwe is het bijvoeglijk naamwoord. Het zegt namelijk iets over het tasje

Slide 6 - Slide

Grammatica woordsoorten
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

Een persvnw verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.


vb. Maarten is mijn beste vriend, hij haalt mij altijd op met zijn bal als we gaan voetballen.


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

bezittelijk voornaamwoord

Een bez vnw geeft, zoals het woord al zegt, een bezit aan. Meestal staat en bezvnw voor het zelfstnw waar het bij hoort. 


vb. Maarten is mijn beste vriend, hij haalt mij altijd op met zijn bal als we gaan voetballen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Voorzetsels

Voorzetsels staan in zinsdelen waarbij je een vraag kunt stellen als waarin, waaronder, waarmee  of waardoor.

 Voorbeelden: van, na,

tegen, achter, in, naast, langs

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

werkwoordstijden

OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd

VTT: voltooid tegenwoordige tijd

OVT: onvoltooid verleden tijd

VVT: voltooid verleden tijd


Je hoeft voor nu alleen deze vier te kennen, in het filmpje op de volgende dia worden er acht behandeld, maar die over de toekomende tijd mag je voor later onthouden

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

bijspijkeren
Je kunt oefenen via SOM, leermiddelen, Nederlands.
Ga naar Bijspijkeren-Grammatica en oefen 1.3 t/m 1.7

Slide 19 - Slide