De passé composé is de verleden tijd met
2 werkwoorden.
1. Het hulpwerkwoord "être / zijn
2. Het voltooid deelwoord
3.
Een "accord" (extra letter bij het voltooid deelwoord)
Voorbeeld:
1. Sophie et Salomé sont rentrées = Sophie et Salomé zijn teruggekeerd
2. Nous sommes arrivés = Wij zijn aangekomen