Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig

Wat moet er in het gat?
Het meisje, ... daar loopt, is aardig.

A
ze
B
die
C
dat
D
deze
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat moet er in het gat?
Het meisje, ... daar loopt, is aardig.

A
ze
B
die
C
dat
D
deze

Slide 1 - Quiz

Die, dit, dat en deze
Hoofdstuk 4

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les...
... kan je de woorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je welke?
- bij de-woorden: deze en die
                           de printer, deze printer, die printer
- bij het-woorden: dit en dat
                           het onderzoek, dit onderzoek, dat onderzoek

Slide 4 - Slide

de
het
hier
deze
dit
daar
die
dat
Deze verwijswoorden gebruik je ook als je terugwijst naar woorden.
bijv. het meisje ........... daar loopt.
dat

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

................ potlood hier op tafel is van mij.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 7 - Quiz

................ potlood daar is van jou.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 8 - Quiz

Ik vind ........... oefening makkelijk.
De vorige was moeilijker.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 9 - Quiz

Dit boek is zo mooi.
Iedereen wil hem lezen.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Heb je de armband ............ je gisteren droeg, van je vriend gekregen?
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 11 - Quiz

Wat moet er in het gat?
Het meisje, ... daar loopt, is aardig.

A
ze
B
die
C
dat
D
deze

Slide 12 - Quiz