Les 3 - woordjes A

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Ziele der Stunde

• Wortschatz vergrössern und Aussprache
• Grammatik
• Lesen

1. Übersetze:
der Topf

1. de top
2. de nop
3. de pan
4. de pot

2. Übersetze:
die Hauptsache

1. de hoofdzaak
2. het hoofdstuk
3. het hoofddeksel
4. het uiterlijk

3. Übersetze:
stehen zu

1. staan bij
2. vinden van
3. vindersloon
4. staan tegenover

4. Übersetze:
die Insel

1. de indruk
2. de invloed
3. de orde
4. het eiland

5. Übersetze:
mooi

1. schön
2. schon
3. möi
4. wichtig

6. Übersetze:
dat maakt mij niet uit

1. Das macht mir nichts aus.
2. Das ist mir nicht egal
3. Das ist mir egal.
4. Das ist totla irre

7. Übersetze:
het vliegtuig

1. der Flieger
2. das Flugzeug
3. die Flieger
4. der Flugzeug

8. Übersetze:
duurzaam

1. nachhalt
2. dauerhaft
3. dauern
4. nachhaltig

Übersetze:
achten auf

1. iemand verachten
2. zoeken naar
3. iets vermijden
4. letten op

Naamvallen - die Fälle - Seite 164/165

Der Mann kauft den Wagen

der Mann = zinsdeel .................      1e naamval mnl

den Wagen = zinsdeel .............. 4e naamval mnl

Der Mann kauft der Frau Blumen

derFrau = zinsdeel ................. 3e naamval vwl

Zoek dus altijd het zinsdeel en kijk of het woord; mnl.vwl/onz/ mv is

Maak de oefeningen in de link.

volgende Dia - filmpje voor extra uitleg

daarna: 2 dia 's met oefeningen

Deze staan ook in de Classroom 

Hausaufgaben in agenda:

Leren Wörterliste A- ND (Kapitel 1)- blz 42

Maak de naamvallen oefeningen in de classroom en kijk blz. 164/165 goed door

oscarromerotalen.nl

oscarromerotalen.nl

Was denkst du bei dem Wort "Lesen"?

Ziel:

• Längere Texte lesen
• Eigene Fantasie
• Nachdenken über Themen im Buch

Auftrag:

1. Kies een boek uit en lees een 30 minuten.

2. Schrijf de titel op het blad zodat je de volgende keer weet wat je gekozen.

3. Snap je een boek niet of vind je het niet leuk, ruil het dan om voor een ander boek. 

Dit mag 1x.

 Hausaufgaben aufschreiben Dienstag:

Schrijf dit in je agenda

Lernen Wörter A allebei de kanten op- Seite 42

Lesen Seite 164/ 165

Maak de 2 oefeningen met naamvallen in de Classroom

Grammatik:  der 3. Fall/ de 3e naamval

- Ich fahre mit dem Fahrrad in die Schule.

- Er kommt mit mir in die Schule.

Welke voorzetsels horen bij de 3e naamval?

Ook de persoonlijke voornaamwoorden hebben een aparte vorm. Kijk maar op blz. 170 onderaan