Les 1 hoofdletters en geslachten

Großbuchstaben
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Großbuchstaben

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je in het Duits hoofdletters?

Slide 2 - Mind map

Hoofdlettergebruik in het Duits
Bekijk volgende zinnen:

  1. Wir lernen Deutsch in der Schule. 
  2. Heute macht Anna einen Schulausflug nach Berlin. 

Wat valt op?

Slide 3 - Slide

Wanneer een hoofdletter:
1. Begin van een zin. 
2. Namen, plaatsnamen, merken etc. 
3. Zelfstandige naamwoorden (je kunt er de/het voor zetten). 

Slide 4 - Slide

Wel of geen hoofdletter?
A
die mutter
B
die Mutter

Slide 5 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
das pferd
B
das Pferd

Slide 6 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
zehn
B
Zehn

Slide 7 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
grün
B
Grün

Slide 8 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
berlin
B
Berlin

Slide 9 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
der junge
B
der Junge

Slide 10 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
Deutschland
B
deutschland

Slide 11 - Quiz

hallo, mein name ist otto.
A
hallo, mein, otto
B
otto
C
mein, name
D
hallo, name, otto

Slide 12 - Quiz

ich habe einen hund und eine katze.
A
ich
B
ich, hund
C
ich, hund, katze
D
ich, habe, hund, katze

Slide 13 - Quiz

meine mutter ist 52 jahre alt.
A
meine, mutter, jahre
B
meine, alt
C
mutter, jahre
D
meine, mutter, jahre, alt

Slide 14 - Quiz

meine großeltern wohnen in rotterdam.
A
meine, großeltern, wohnen
B
meine, großeltern, rotterdam
C
meine, rotterdam
D
meine

Slide 15 - Quiz

im dezember ist es winter.

Slide 16 - Open question

guten tag! mein name ist otto.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen

Slide 19 - Quiz

Geslacht van zelfstandige naamwoorden
mannelijk (m)
der
vrouwelijk (v)
die
onzijdig (o)
das
meervoud (mv)
die 

Slide 20 - Slide

der (mannelijk)


  • mannelijke personen
  • mannelijke dieren
  • mannelijke beroepen
  • dagen
  • maanden
  • dagdelen
  • jaargetijden

die (vrouwelijk)


  • vrouwelijke personen
  • vrouwelijke dieren
  • vrouwelijke beroepen
  • woorden op -heit/-keit/-ung/ -in/-ei/-e

Slide 21 - Slide

das (onzijdig)


  • veel 'het'-woorden in het Nederlands
  • verkleinwoorden (-chen)

die (meervoud)


  • woorden in het meervoud

Slide 22 - Slide

DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Kuh
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben

Slide 23 - Drag question

... Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

... Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

... September
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

... Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quiz