Lezen blok 2
1 / 25
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Een advertentie is een voorbeeld van een tekst met het volgende tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
Slide 2 - Quiz
Een nieuwsbericht is een voorbeeld van een tekst met als tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
Slide 3 - Quiz
Een folder is een voorbeeld van een tekst met als tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
Slide 4 - Quiz
Het tekstdoel van
deze tekst is
deze tekst is
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
Slide 5 - Quiz
Een gedicht is een voorbeeld van een tekst met als tekstdoel
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren
Slide 6 - Quiz
Sleep het tekstdoel naar de juiste omschrijving.
informeren
overhalen
amuseren
De schrijver wil de lezer iets nieuws vertellen.
De schrijver wil de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen.
De schrijver wil de lezer aansporen iets te doen.
Slide 7 - Drag question
De schrijver van een recept wil de lezer uitleggen hoe je een maaltijd klaarmaakt.
A
leesdoel
B
tekstdoel
Slide 8 - Quiz
Mevrouw de Kooter kijkt op de website van de bibliotheek, omdat ze wil weten hoe laat ze open zijn.
A
leesdoel
B
tekstdoel
Slide 9 - Quiz
Bij verkennend lezen...
A
bekijk je de titel, de afbeeldingen en lees je de tekst.
B
bekijk je de titel, de afbeeldingen en de bron.
C
bekijk je de titel, de afbeeldingen, de tussenkopjes en de bron.
D
bekijk je de titel, de afbeeldingen, de tussenkopjes en de bron en lees je de tekst.
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
De lezers zijn het publiek van een tekst. Voor welk publiek is de tekst in de vorige slide geschreven?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Voor welk publiek is de tekst in de vorige slide geschreven?
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Wat is het onderwerp van de tekst in de vorige slide?
Slide 16 - Open question
Wat is het tekstdoel van de tekst 'jagen en verzamelen'?
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Een kenmerk is een eigenschap waar je iets aan kan herkennen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Als je iets wil introduceren, dan betekent dit dat je het kort opschrijft.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Als je iets aan het selecteren bent, dan ben je iets aan het opschrijven.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Een auteur is iemand die auto's maakt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Verklaren
A
redenen geven waarom je iets zegt
B
uitleggen waarom iets zo is
Slide 23 - Quiz
bekennen
A
iets toegeven
B
besluiten om iets te veranderen
Slide 24 - Quiz
intensief betekent
A
actief
B
uitgebreid
C
hevig
D
rustig
