Les 8 aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord

Les 8: aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Les 8: aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Lezen
Lekker lezen! 
In volledige stilte

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Nakijken
Les 7 opdracht: 1, 3, 4, 5, 6, 7

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden?
A
deze, daar, dit, dat
B
dit, daar, doen, dat
C
deze, die, dit, dat
D
deze, die, dit, doei

Slide 8 - Quiz

Wat zijn/doen betrekkelijke voornaamwoorden?
A
Verwijzen naar een eerder genoemd woord in de zin.
B
Woorden waar je de, het of een voor kan zetten.
C
Alle werkwoorden in een zin.
D
Ze geven informatie over het zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Quiz

Het meisje dat daar liep is naar huis gegaan.

Dat = betrekkelijk of aanwijzend?
A
Aanwijzend vnw
B
Betrekkelijk vnw

Slide 10 - Quiz

Ik heb deze kast net schoongemaakt.

Deze
A
Aanwijzend vnw
B
Betrekkelijk vnw

Slide 11 - Quiz

Maak een zin met een aanwijzend vnw en betrekkelijk vnw.

Vb: ik heb dat meisje de pizza gegeven die over datum was.

Slide 12 - Open question

Zelfstandig werken 
Schrijf een verhaal over wat je deze week hebt beleefd. Gebruik hierin in ieder geval: 
  • 3 persoonlijke voornaamwoorden
  • 3 bezittelijke voornaamwoorden
  • 3 aanwijzende voornaamwoorden
  • 2 betrekkelijke voornaamwoorden 

Schrijf dit in je schrift
timer
7:00

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Les 8
Opdracht 1, 2, 3, 4, 6, 7, 10

Slide 14 - Slide