Les 61 en 62: aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord

Les 61 en 62: aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Les 61 en 62: aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Lesplanning 
Lekker lezen! 
Uitleg aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden?
A
deze, daar, dit, dat
B
dit, daar, doen, dat
C
deze, die, dit, dat
D
deze, die, dit, doei

Slide 7 - Quiz

Wat zijn/doen betrekkelijke voornaamwoorden?
A
Verwijzen naar een eerder genoemd woord in de zin.
B
Woorden waar je de, het of een voor kan zetten.
C
Alle werkwoorden in een zin.
D
Ze geven informatie over het zelfstandig naamwoord.

Slide 8 - Quiz

Het meisje dat daar liep is naar huis gegaan.

Dat = betrekkelijk of aanwijzend?
A
Aanwijzend vnw
B
Betrekkelijk vnw

Slide 9 - Quiz

Ik heb deze kast net schoongemaakt.

Deze
A
Aanwijzend vnw
B
Betrekkelijk vnw

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met een aanwijzend vnw en betrekkelijk vnw.

Vb: ik heb dat meisje de pizza gegeven die over datum was.

Slide 11 - Open question

Zelfstandig werken 
Schrijf een verhaal over wat je in het weekend hebt beleefd. Gebruik hierin in ieder geval: 
  • 3 persoonlijke voornaamwoorden
  • 3 bezittelijke voornaamwoorden
  • 3 aanwijzende voornaamwoorden
  • 2 betrekkelijke voornaamwoorden 

Klaar? Ruil van blaadje en zoek elkaars voornaamwoorden op. 
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken 
Aan de slag met een oefenstencil (lijkt op echte toets!)

Kijk dit stencil na.

Tip: Ga naar flex Nederlands als je de stof nog niet goed beheerst. 

Slide 13 - Slide